Motor
Vermogen
147-190
MMS12000
220-250
1)
Bij een omgevingsdruk van minimaal 1 bar (0,1 MPa).
2)
Bij een omgevingsdruk van minimaal 2 bar (0,2 MPa).
4.4 Isolatieweerstand
De isolatieweerstand van de motor moet worden
gemeten voordat de motor wordt aangesloten op de
onderwaterkabel, nadat de aansluiting gereed is en
wanneer de motor in het boorgat is geïnstalleerd
(onderwatermotor).
De isolatieweerstand moet hoger zijn dan de waarden
vermeld in de paragraaf isolatieweerstand.
Noteer de isolatieweerstand om later gemakkelijker
problemen op te lossen. Daarnaast wordt aanbevolen
de isolatieweerstand periodiek opnieuw te meten.
Plotse veranderingen in metingen kunnen erop wijzen
dat de motor onderhouden dient te worden.
Gerelateerde informatie
11.4 Isolatieweerstand
Minimaal debiet langs de motor
170
190
Maximale vloeistoftemperatuur
[m/s]
0,50
0,50
0,50
0,50
40 °C
35°C
45 °C
35°C
409