Gebruik van een flitser
Wanneer op de camera een externe flitser (optioneel) is
aangesloten, kunt u een flitser ontladen om opnamen te maken.
Een flitser aansluiten
Verwijder de flitsschoenbeschermer
van de camera, en sluit een externe
flitser aan.
t Memo
• Raadpleeg "Functies bij gebruik van een externe flitser"
(p.126) voor meer informatie over de functies van externe
flitsers.
De flitsstand instellen
1
Selecteer [Flitsstand] in menu A1 en druk op D.
Het scherm van de flitsstand verschijnt.
2
Selecteer een flitsstand.
Meet het omgevingslicht
A Auto ontladen
automatisch en bepaalt of de flitser
flitser
gebruikt moet worden.
Hiermee gaat eerst een voorflits af
B Auto + Anti
om rode ogen tegen te gaan voordat
Rode Ogen
een automatische flits afgaat.
Schakelt de flitser in bij elke
Flitser aan
C
opname.
Flitser aan +
Activeert voor elke opname een
Anti Rode
voorflits voor anti rode ogen voordat
D
Ogen
de hoofdflits afgaat.
Stelt een lagere sluitertijd in en
activeert een flits voor elke opname.
E Lange-
Gebruik deze optie bijvoorbeeld
sluitertijdsync
voor het maken van een
portretopname met de
zonsondergang op de achtergrond.
Lange-
Eerst gaat een voorflits af om rode
sluitertijd +
ogen tegen te gaan. Daarna gaat
F
Anti Rode
de hoofdflits af met lange-
Ogen
sluitertijdsynchronisatie.
Beschikbare bedieningshandelingen
Compenseert de flitsbelichting.
R
M
Hiermee wordt de correctiewaarde
teruggezet naar de standaardinstelling.
A1
Flitser aan
Flitser aan
3
0.0
0.0
EV
EV
±0
±0
Annul.
Annul.
EV
EV
OK
OK
81