Bedieningselementen
1
2
3
4
5
6
d
e
f
g
1 Verlichtingsknop (8)
Biedt verlichting voor het LCD-display, de
bedieningselementen aan de achterzijde, de
objectiefvatting en de kaartsleuf/connector. U kunt voor
elk onderdeel instellen of u de verlichting al dan niet wilt
aanzetten. (p.113)
2 ISO-knop (N)
Druk deze knop in om de ISO-gevoeligheid te wijzigen.
(p.62)
3 Ontspanknop (0)
7
Druk deze knop in om opnamen te maken. (p.51)
Druk deze knop tijdens de weergavestand half in om over
8
te gaan naar de opnamestand.
9
4 Hoofdschakelaar
Schakelt de camera in of uit of activeert de voorbeeldfunctie.
(p.48, p.70)
0
5 E-knop aan voorzijde (Q)
a
Wijzigt de waarden voor camera-instellingen zoals de
b
belichting. (p.58)
U kunt de menucategorie wijzigen wanneer een menuscherm
c
wordt getoond. (p.26)
Gebruik dit, in de weergavestand, om een andere opname
te selecteren.
h
6 Belichtingscorrectieknop (J)
i
Druk deze knop in om de belichtingscorrectiewaarde te
wijzigen. (p.59)
j
7 Vergrendelingsknop moduswiel
k
Druk deze knop in om aan het moduswiel te kunnen draaien.
(p.51)
l
8 Moduswiel
m
Wijzigt de opnamestand. (p.56)
n
9 Ontgrendelingspal moduswiel
o
Gebruik deze pal om de vergrendeling van het moduswiel
p
op te heffen zodat het moduswiel kan worden gebruikt
q
zonder dat op de vergrendelingsknop van het moduswiel
r
hoeft te worden gedrukt. (p.52)
s
0 Vergrendelingsknop (7)
Schakelt tijdelijk de werking van knoppen, kiezers en wielen
uit om abusievelijke bediening te voorkomen. (p.53)
a RAW/Fx1-knop (X)
U kunt aan deze knop een functie toewijzen. (p.110)
b AF-modusknop (b)
Druk op deze knop om de AF-modus of het
scherpstelgebied te wijzigen. (p.66)
1
11