Hiermee wordt de stand 'AF-punt wijzigen' of het
gebruik van de richtingsknoppen ingesteld als de
Type1
functie van de pijltoetsen (ABCD) voor wanneer
c wordt ingedrukt.
Hiermee wordt alleen het gebruik van de
richtingsknoppen ingesteld als de functie van de
Type2
pijltoetsen (ABCD) voor wanneer c wordt
ingedrukt.
3
De autofocus instellen bij het maken
van opnamen met Live Weergave
De werking van de autofocus voor wanneer opnamen
worden gemaakt met Live weergave kan worden ingesteld
bij [Contrastdetectie AF] in menu A1 en C1.
Contrastdetectie AF
Contrastdetectie AF
Contrast-AF
Contrast-AF
Scherpe contouren
Scherpe contouren
Opties Contrast-AF
Opties Contrast-AF
Contrast-AF
Scherpe contouren
Opties Contrast-AF
t Memo
• De instelling van [Contrast-AF] kan worden gewijzigd door
aan R te draaien terwijl u op b drukt. (p.68)
• Wanneer [Scherpe contouren] is ingesteld op [Aan], dan wordt
de contour van het scherp gestelde onderwerp benadrukt, wat
het gemakkelijker maakt om de scherpstelling te controleren.
Deze functie werkt zowel in de stand v als w.
68
A1/C1
Contrastdetectie AF
Contrastdetectie AF
Contrast-AF
Contrast-AF
Scherpe contouren
Scherpe contouren
Gezichtsherkenning, Traceren,
Meerdere AF-punten, Selecteren, Spot
Aan, Uit
Scherpstellingsvoorkeuze,
Sluitervoorkeuze
Contrast AF
1
Draai aan R terwijl u op
b drukt.
Detecteert en traceert gezichten
van mensen.
Gezichts-
Het detectiekader voor het
e
herkenning
belangrijkste gezicht voor AF en
AE wordt in geel weergegeven.
Volgt het onderwerp dat scherp
is gesteld.
f Traceren
De sluiter kan zelfs worden
ontspannen als het onderwerp
niet scherp is.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld
op het gewenste gebied.
De sensor is verdeeld in 35 gebieden
Meerdere
(7 horizontaal bij 5 verticaal), en u kunt
g
AF-punten
kiezen uit een breder of smaller
scherpstelgebied door gebruik te
maken van 1, 9, 15 of 25 van die
35 beschikbare gebieden.
Gezichtsherkenning
Gezichtsherkenning
1/
1/
2000 F2.8
2000
F2.8
1600
1600
9999
9999