De camera gebruiken met een computer
U kunt "tethered shooting" uitvoeren met de camera die is
aangesloten op een computer met behulp van de optionele
"IMAGE Transmitter 2"-software. Gemaakte opnamen worden
onmiddellijk opgeslagen op de computer.
1
Stel [USB-aansluiting] in op [PTP] in menu D2.
2
Zet de camera uit.
3
Sluit de camera aan op een computer met een
USBkabel.
y De camera aansluiten op een computer (p.106)
4
Zet de camera aan.
5
Start "IMAGE Transmitter 2" op de computer.
"IMAGE Transmitter 2" wordt gestart en de computer
herkent de camera.
u Let op
• Wanneer de keuzeschakelaar van de opnamestand is
ingesteld op C, kan tethered shooting niet worden uitgevoerd
indien er in de camera geen geheugenkaart is geplaatst.
t Memo
• Download en raadpleeg de nieuwste versie van de "User
Guide [Bediening]" voor bijzonderheden over "IMAGE
Transmitter 2", die beschikbaar is op de volgende site.
http://www.ricoh-imaging.co.jp/english/support/
download_manual.html
• Bij tethered shooting heeft het ontspannen met de sluiter
altijd prioriteit, ongeacht de instelling bij [AF.S-instelling] van
[Fasedetectie AF] en de instelling bij [Opties Contrast-AF]
van [Contrastdetectie AF] in menu A1. (p.66, p.68)
De camera gebruiken met een
communicatieapparaat
Deze camera is uitgerust met een ingebouwde Wi-Fi™-functie.
Door rechtstreeks verbinding te maken met een
communicatieapparaat zoals een smartphone en tablet via
draadloos LAN, kan de camera worden bediend vanaf het
communicatieapparaat en kunnen opnamen worden gedeeld
met anderen via sociale netwerken of e-mail.
De Wi-Fi™-functie inschakelen
De Wi-Fi™-functie wordt uitgeschakeld als de camera wordt
ingeschakeld. Schakel de functie in met een van de volgende
methoden.
• Instellen vanuit de menu's (p.108)
• De Smart-functie (p.108)
Wanneer de Wi-Fi™-functie is
ingeschakeld, gaat het Wi-Fi-lampje
branden en wordt met het (witte)
pictogram 7 op het statusscherm
en het Live weergave-scherm
aangegeven dat er verbinding
is met de draadloze LAN.
Wanneer 8 (grijs) wordt
weergegeven, is geen correcte verbinding met het
communicatieapparaat tot stand gebracht.
t Memo
• Zelfs nadat de Wi-Fi™-functie is ingeschakeld, wordt deze
functie uitgeschakeld wanneer de camera wordt uitgeschakeld
en weer wordt ingeschakeld. De Wi-Fi™-functie wordt ook
uitgeschakeld wanneer de camera in de stand C wordt gezet.
• Automatische uitschakeling is niet beschikbaar terwijl een
WiFi™-verbinding tot stand is gebracht of wanneer opnamen
worden verzonden. De Wi-Fi™-functie wordt uitgeschakeld
als automatische uitschakeling wordt geactiveerd terwijl er
geen verbinding is. De functie wordt ingeschakeld wanneer
de camera terugkeert vanuit automatische uitschakeling.
• De Wi-Fi™-functie wordt uitgeschakeld tijdens de USB-
verbinding.
5
2 5 0
250
5.6
5.6
F F
1/
1/
1 6 0 0
1600
99999
99999
99999
99999
107