*1
1
AF-hulplicht
Automatische lichtmeting
ISO AUTO-instelling
A1
*1
Flitsstand
Programmalijn
Belichtingsfunctie
LV Elektronische sluiter
A2
Geheugenkaartopties
*1
Bijsnijden
28
Onderdeel
*1
ISO-bereik (maximum)
ISO-bereik (minimum)
AUTO ISO-parameters
*1
Belichtingsfunctie
*2
Programmalijn
*1
*1
Functie
Doet het hulplicht branden tijdens autofocus
op donkere locaties.
Selecteert het gedeelte van de sensor dat moet
worden gebruikt voor het meten van de
helderheid en het bepalen van de belichting.
Stelt de bovenste limietwaarde in voor
*1
ISO AUTO.
Stelt de onderste limietwaarde in voor
ISO AUTO.
Specificeert hoe de gevoeligheid wordt
verhoogd.
Stelt de flitsstand in.
Selecteert de instelling van de programmalijn.
Wijzigt tijdelijk de belichtingsstand als het
moduswiel is ingesteld op een van de standen
O t/m 5.
Selecteert de instelling van Programmalijn
wanneer het moduswiel is ingesteld op een
van de standen O t/m 5.
Stelt in of tijdens het maken van opnamen met
Live weergave de elektronische sluiter wordt
gebruikt.
Stelt de opnamemethode in voor als twee
geheugenkaarten zijn geplaatst.
Stelt de beeldhoek in voor het maken van
opnamen.
Standaard-
Pagina
instelling
Aan
p.66
Meervlaks
p.64
ISO 6400
ISO 100
p.63
Standaard
Flitser aan of
Auto ontladen
p.81
flitser
Normaal
p.58
G
p.115
Normaal
Uit
p.60
Opeenvolgend
p.55
gebruik
Auto
p.55