7. Veiligheidsklep
00 =
03 =
15 =
25 =
30 =
8. Tegenbuisflenzen
N
=
W
=
T
=
1.5
Functie en werkingsprincipe
Er zijn twee bewegende onderdelen (zie afbeelding A) - rotor (2) en rondsel (3). Het rondsel
is excentrisch geplaatst ten opzichte van de rotor en heeft minder tanden dan de rotor. De
halvemaan op het pompdeksel (4) werkt als een afdichting tussen de aanzuig- en de perspoort,
en verdeelt de vloeistof die getransporteerd wordt in de tandholtes van de rotor en het rondsel.
1.5.1 Werkingsprincipe
A
Als de rotor wordt gedraaid, neemt het volume van de
holtes (1) tussen de rotor (2) en het rondsel (3) toe
waardoor een onderdruk ontstaat. Vloeistof komt de
aanzuigpoort in.
B
Kijk naar de vloeistofstroom door de pomp en hoe de
halvemaanvorm op het pompdeksel (4) de vloeistof
verdeelt en werkt als een afdichting tussen de aanzuig
en de perspoort. De tandwielvorm van de rotor en het
rondsel, samen met de halvemaan op het pompdeksel,
vormen gesloten holtes voor de vloeistof, die zorgen voor
een absolute controle van het debiet.
C
Pomp in normaal werkende toestand, waarbij de vloeistof
wordt geperst door de perspoort.
1 0
geen veiligheidsklep
veiligheidsklep voor een werkdruk tussen 0,5 en 3 bar
veiligheidsklep voor een werkdruk tussen 1 en 15 bar
veiligheidsklep voor een werkdruk tussen 13 en 25 bar
veiligheidsklep voor een werkdruk tussen 20 en 26 bar
geen tegenbuisflens
voorlasflensset
schroefdraadflensset
Aanzuig
1
2
3 4
De pijlen tonen de richting van de
vloeistofstroom.
A.0100.202 – IM-TGL/08.04 NL (11/2016)
Pers
A
B
C