Inbedrijfname, werken met de machine
7.6.2
Maaiwerk uitschakelen en optillen
56
4. Maaiwerk met de hendel (1) helemaal neerlaten en hendel in de
voorste positie borgen.
®
Het maaiwerk staat zo in de zweefstand en kan zich zo aan de
oneffenheden van de bodem aanpassen.
5. Met de hendel (3) gemiddeld motortoerental in het groene
gebied (4) instellen.
®
Het maaiwerk heeft daardoor een rustig start en de
maaiwerkaandrijfkoppeling wordt beschermd.
6. Startschakelaar (2) kort indrukken om het maaiwerk te starten.
7. Wacht tot het maaiwerk volledig is opgestart.
8. Maximaal motortoerental tot in het rode gebied (5) instellen.
9. Voorzichtig wegrijden (gaspedaal bedienen).
•
Druk langzaam het pedaal voor de rijsnelheid in tot de gewenste
rijsnelheid is bereikt.
•
Pas de rijsnelheid aan op de maaiomstandigheden.
Controleer tijdens het werken het koelluchtrooster op vervuiling en
plantenresten.
1. Maaiwerkaandrijving met de stopschakelaar (1) uitschakelen.
2. Maaiwerk met de hendel (2) compleet optillen.
BAF0012.14 03.23