4. Mantel rond de asafdichting
Verbind de toevoer- en terugvoerleiding met beide aansluitingen op het tussenstuk. Onderaan
in het tussenstuk is in een aftapplug voorzien (Bg). Bij gebruik van stoom kan deze afvoer worden
verbonden met een afvoerleiding voor afvoer van condensaat.
Opmerking! Na het aansluiten van het verwarmingscircuit moet de dichtheid worden gecontroleerd
en moet het grondig worden ontlucht.
5. Mantels rond het veerhuis van de veiligheidsklep
De mantels op de veiligheidsklep zijn ontworpen voor
gebruik met verzadigde stoom (max 10 bar, max 180°C)
of met niet-gevaarlijke media (max 10 bar, max 200°C).
Ze zijn voorzien van schroefaansluitingen Bo (zie hoofdstuk
6.0 voor de afmetingen). De verbinding kan worden gemaakt
door schroefdraadleidingen of leidingverbindingsstukken
met afdichtingsmiddel in de draad (conische draad volgens
ISO 7/1). Voor het schroefdraadtype zie hoofdstuk 3.21.7.
T-mantels zijn ontworpen voor gebruik met thermische olie en voldoen aan de DIN4754-
veiligheidsnorm voor overdracht van thermische olie. T-mantels kunnen ook worden gebruikt voor
oververhitte stoom of voor gevaarlijkere media. De T-mantels zijn voorzien van flenzen uit speciaal
staal (meegeleverd met de pomp) met Bo-verbindingen (zie hoofdstuk 6.0 voor afmetingen) waarop
de leidingen moeten worden gelast door bevoegd personeel.
Bij gebruik van stoom moet de toevoer bovenaan verbonden worden en de terugvoerleiding
onderaan, zodat het condensaat kan worden afgevoerd langs de laagste leiding. Als er vloeistof
wordt toegevoerd, zijn de posities niet van belang.
3.18.8 Spoel-/spermedia
Wanneer de asafdichting moet worden gespoeld of gesperd, is het de verantwoordelijkheid van de
gebruiker om een geschikt medium te kiezen en om de noodzakelijke leidingen en toebehoren (klep-
pen, enz.) te voorzien die noodzakelijk zijn om de goede werking van de asafdichting te garanderen.
Als er een spoel- of spercircuit wordt geïnstalleerd, moet de laagste aansluiting altijd als ingang
worden gebruikt en de hoogsteaansluiting als uitgang (bij tweezijdige aansluiting). Dit bevordert
de afvoer van eventueel vrijgekomen lucht of gassen.
Keuze van spoel-/spermedium
Er moet aandacht worden besteed aan de verenigbaarheid van de verpompte vloeistof met het
spoel-/spermedium. Kies de afdichtingsvloeistof zodanig dat ongewenste chemische reacties
worden vermeden. Controleer ook de chemische weerstand en de maximaal toelaatbare temperatuur
van de constructiematerialen en de elastomeren. Neem in geval van twijfel contact op met uw lokale
leverancier.
3.18.8.1 Pakking
De pakking kan, via de lantaarnring van de stopbus, worden gesperd door één aansluiting
te gebruiken of worden gespoeld door twee aansluitingen te gebruiken.
Eén enkele gesperde aansluiting
Het spermedium wordt naar één verbinding gevoerd:
•
In het geval van een zelfaanzuigende pomp moet het aanzuigen van lucht door de pakking
(3000) worden voorkomen of wanneer de pakkingringen smering nodig hebben om te
voorkomen dat ze droog lopen. Verbind de lantaarnring (2020) met de uitlaatflens of met
TGH 2-32
een andere vloeistof via Bd of Bi.
TGH 3-32
H2-32/H3-32
0460
2xBi
2090
2xBl
Aansluiting van het vloeistofcircuit over een pakking
TGH 6-40/
TGH 360-150
H6-40 – H360-150
Bd
Bc
2070
2060
3000
2020
2040
A.0500.352 - IM-TGH/07.06 NL (08/2023) | 43
Bo
Bo
Bo
Bo
2000
2070
2060
2040
3000
2020