3.18.2.4 Binnenopstelling
Plaats de pomp zo dat de motor voldoende geventileerd kan worden. De motor voorbereiden
op bedrijf houd rekening met de instructies van de fabrikant van de motor.
Bij het verpompen van ontvlambare of explosieve producten moet een degelijke aarding worden
voorzien. De componenten van de groep moeten worden aangesloten met aardingsbruggen
om het gevaar van statische elektriciteit te verminderen.
Gebruik explosievrije of explosieveilige motoren in overeenstemming met de plaatselijke
voorschriften. Voorzie geschikte koppelingen met geschikte afschermingen.
Hoge temperaturen
Afhankelijk van de verpompte vloeistof kunnen hoge temperaturen bereikt worden in en rond de
pomp. Vanaf 60°C moet de verantwoordelijke de nodige afschermingen en waarschuwingsborden
"Hete oppervlakken" plaatsen.
Bij het isoleren van de pompgroep moet ervoor worden gezorgd dat er voldoende koeling van het
lagerhuis mogelijk is. Dat is noodzakelijk voor de koeling van de lagers en het vet in de lagersteun
(zie 3.18.9.7 Afscherming van bewegende delen).
Bescherm de gebruiker tegen lekken en mogelijke vloeistofstromen.
3.18.2.5 Stabiliteit
Fundering
De pompgroep moet worden geïnstalleerd op een basisplaat of op een frame dat precies waterpas
staat op de fundering. De fundering moet hard, waterpas, vlak en trillingsvrij zijn om een correcte
uitlijning van de pomp en aandrijving te garanderen tijdens de werking. Zie ook hoofdstuk 3.18.9
Richtlijnen voor het samenbouwen en hoofdstuk 3.18.9.6 Askoppeling.
Horizontale montage
De pompen moeten horizontaal geplaatst worden op de geïntegreerde voeten. Andere plaatsings-
wijzen hebben invloed op de afvoer, vulling en werking van de mechanische afdichting, enz. Neem
contact op met uw lokale leverancier als de pomp/pompgroep anders is geïnstalleerd.
Steun
Ondanks dat de voeten onder het pomphuis
de pomp zeer stabiel maken, is er extra
ondersteuning onder de lagersteun geplaatst.
Vooral bij aandrijving met een V-riem en/of een
verbrandingsmotor is deze extra steun dicht bij
de koppeling nodig. De steun is ontworpen om
de krachten van de riem en de trillingen op te
vangen, terwijl de pompas axiaal vrij kan uitzetten.
3.18.3 Aandrijvingen
Wanneer een pomp met een vrij aseinde wordt geleverd, is de gebruiker verantwoordelijk voor
de aandrijving en de samenbouw met de pomp. De gebruiker moet ook afschermingen voor
de bewegende delen voorzien. Zie ook hoofdstuk 3.18.9 Richtlijnen voor het samenbouwen.
3.18.3.1 Aanloopkoppel
•
Het aanloopkoppel van interne tandwielpompen is nagenoeg gelijk aan het nominale koppel.
•
Zorg ervoor dat de motor een voldoende groot aanloopkoppel heeft. Kies hiervoor een motor
met een vermogen dat 25% hoger ligt dan het opgenomen pompvermogen.
Opmerking! Bij gebruik van een mechanische aandrijving met variabele snelheid moet het
beschikbaar koppel bij lage en hoge snelheid worden gecontroleerd.
•
Het is mogelijk dat frequentieomvormers het aanloopkoppel beperken.
•
Controleer ook of het maximaal toelaatbare koppel aan de pompas niet wordt overschreden
(zie hoofdstuk 3.10.4). In kritische gevallen kan een koppelbegrenzer, zoals een slip-
of breekkoppeling, worden voorzien.
A.0500.352 - IM-TGH/07.06 NL (08/2023) | 37