2
Belichting
Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie
van diafragmawaarde en sluitertijd.
Stel de functieknop in op P.
• Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de sluitertijd
en diafragmawaarde weergegeven op de zoeker en op het
bedieningspaneel.
2
Bedieningspaneel
Programma-aanpassing (%)
Door in de stand P de hoofdregelaar (of de subregelaar) te
verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd
wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft.
g"Lijndiagram van het programma (P-stand)" (Blz. 133)
• Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Als u de
instelling voor de programma-aanpassing wenst op te heffen,
draait u aan de hoofdregelaar (of de subregelaar) tot % verdwijnt
uit de zoeker of het bedieningspaneel, of schakelt u de camera uit.
• Bij gebruik van een flitser is er geen programma-aanpassing mogelijk.
TIPS
De sluitertijd en diafragmawaarde knipperen:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie "Waarschuwingsindicatie
belichting" (gBlz. 134).
Diafragmavoorkeuze
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt
de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het
diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte
toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt
toevoegen.
Bij een lagere
diafragmawaarde
(f-waarde)
42
NL
Stand Fotograferen
Sluitertijd
AF-teken
Diafragmawaarde
Zoeker
Programma-aanpassing
Zoeker
Bij een hogere
diafragmawaarde
(f-waarde)