Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Reinigings- En Controleopeningen; Gastoevoeraansluiting - BRÖTJE EcoTherm Plus WGB 50 D Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie
5.9

Reinigings- en controleopeningen

5.10 Gastoevoeraansluiting

28
Bovendakhoogte
De voorschriften betreffende schoorstenen en de installatie rook-
gasafvoerbuizen zijn geldig voor de minimale hoogte boven het
dak.
Let op! Uitlaatgasleidingen moeten kunnen worden gereinigd en
ten aanzien van hun vrije diameter en dichtheid kunnen worden
gecontroleerd.
In de plaatsingsruimte van de WGB dient ten minste één reinigings-
en controleopening te worden aangebracht.
Uitlaatgasleidingen in gebouwen die niet vanaf de uitmonding kun-
nen worden gecontroleerd en gereinigd, moeten in het bovenste
gedeelte van de uitlaatgasinstallatie of boven het dak een extra
reinigingsopening hebben.
De uitlaatgasleidingen aan de buitenwand moeten in het onderste
gedeelte van de uitlaatgasinstallatie ten minste één reinigingsope-
ning hebben. Voor uitlaatgasinstallaties met bouwhoogten in het
verticale gedeelte van < 15,00 m, met een leidinglengte in het ho-
rizontale gedeelte van < 2,00 m en een maximaal leidingdiameter
van 150 mm met maximaal één afbuiging (behalve de afbuiging
vlak aan de ketel en in de schacht) is één reinigings- en controleo-
pening in de plaatsingsruimte van de WGB voldoende.
De schachten voor de uitlaatgasinstallatie mogen geen openingen
bevatten, met uitzondering van noodzakelijke reinigings- en con-
troleopeningen alsmede openingen voor het ventileren van de uit-
laatgasleiding.
Opmerking: Om de regeling van de ketel niet nadelig te beïnvloe-
den, dient er op grond van de geringe schoorsteentrek in de uit-
laatgaspijp of schoorsteen een trekregelaar te worden ingebouwd.
De gastoevoeraansluiting mag enkel door een erkende installateur
uitgevoerd worden. Voor de gasleiding en de afstellingen zijn de
fabrieksafstellingen op het ketel- en het bijkomend kenplaatje van
het toestel weergeven. Deze moeten vergeleken worden met deze
van de plaatselijke gasmaatschappij.
Vóór het toestel moet een KVBG goedgekeurde gaskraan geplaatst
worden.
Bij oude installaties kan de installateur eventueel beslissen een
gasfilter te plaatsen.
De gasleiding dient uitgeblazen te worden.
Dichtheid controleren
Voor de inbedrijfstelling dient de gehele gastoevoerleiding, met
name de verbindingselementen, ten aanyien van dichtheid te wor-
den gecontroleerd.
De gasbranderarmatuur aan de gasbrander mag slechts met maxi-
maal 150 mbar worden afgeperst.
AUGUST BRÖTJE GmbH

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave