4.3
Eisen aan het verwarmingswater
WGB 50/70 D en 90/110 C
• De maximumwaarden voor onbehandeld water die aan het voor
Brötje ketelspecifieke diagram kunnen worden ontleend, mo-
gen niet worden overschreden (zie het navolgende diagram).
• Bij installaties met meerdere ketels geldt het diagram voor het
installatievulvolume gerelateerd aan de ketel met de laagste
capaciteit.
• De pH-waarde van het verwarming swater in bedrijf moet tussen
8,0 en 8,5 liggen.
• Bij gedeeltelijke ontharding van het vul- en aanvullend water
mag een hardheidsgraad van 6° dH niet worden onderschreden.
Er wordt een hardheidsgraad van ca. 8° dH aanbevolen.
• De installatie mag niet met gedemineraliseerd (volledig ontzilt)
of gedestilleerd water worden gevuld.
• Onbehandeld water moet overeenkomen met leidingwater in
drinkkwaliteit.
• Het water mag geen vre emde voorwerpen zoals lasparels, roest-
deeltjes, hamerslag of slib bevatten.
• In streken met hardheidsgraden die dicht bij de grenswaarde
liggen overeenkomstig het ketelspecifieke diagram, wordt prin -
cipieel de toevoeging van volledige bescherming voor de hard-
heids- en pH-waarde-stabilisering aanbevolen.
• Wanneer er remmers worden toegepast, is het van belang om de
gegevens van de fabrikant in acht te nemen.
Bij buffertanks in combinatie met zonne-energie-installaties of
vaste brandstof-ketels moet de bufferinhoud bij de bepaling van
de vulwaterhoeveelheid in aanmerking worden genomen.
Voorbereiding van de installatie
15