8
Algemene inbedrijfstelling (alle machinetypes)
8.5.3
Aanbouwhoogte A en B volgens strooitabel
De aanbouwhoogte van de strooitabel (A en B) steeds op het veld vanaf de bo-
venkant van de plantengroei tot de onderkant van het frame meten.
De waarden van A en B vindt u in de strooitabel.
Instelling van de aanbouwhoogte in de normale bemesting
Voorwaarden:
De machine is aan het hoogste aankoppelpunt van de bovenste hefarm aan
de trekker aangebouwd.
De onderste hefarm van de trekker is aan het bovenste koppelpunt voor
onderste hefarmen van de machine aangebouwd.
Ga bij de bepaling van de aanbouwhoogte (in de normale bemesting) als volgt te
werk:
1. Aanbouwhoogten A en B (boven plantengroei) uit de strooitabel bepalen.
2. Aanbouwhoogten A en B plus de plantengroei vergelijken met de maximaal
toegestane aanbouwhoogten vooraan (V) en achteraan (H).
58
LET OP