8
Algemene inbedrijfstelling (alle machinetypes)
Instructies bij de aanbouw
Enkel AXIS 20.2/30.2/40.2: Aansluiting op de trekker met cat. III alleen met
de afstandsmaat cat. II aanbouwen. Verloopmoffen plaatsen.
Borg de bouten van de onderste en bovenste hefarm met de daarvoor be-
stemde klapspieën of veerstekkers.
De machine overeenkomstig de gegevens in de strooitabel aanbouwen. Dit
waarborgt de correcte dwarsverdeling van de meststof.
Voorkom heen en weer pendelen tijdens de strooiwerkzaamheden. Verge-
wist u zich ervan dat de machine aan de zijkant weinig speling heeft:
-
1. Trekker starten.
2. Trekker tegen de machine rijden.
3. Motor van de trekker uitzetten. Contactsleutel verwijderen.
4. Cardanas aan de trekker monteren.
5. De elektrische en hydraulische schuifbedieningen en de verlichting verbinden
(zie paragraaf A.1 van het desbetreffende machinetype).
6. Koppel de vanghaak van de onderste hefarm alsmede de bovenste hefarm,
vanuit de trekkercabine, aan op de hiervoor beoogde koppelpunten; zie de
gebruiksaanwijzing van de trekker.
Wij adviseren uit overwegingen van veiligheid en comfort het gebruik van een
vanghaak op de onderste hefarm in combinatie met een hydraulische bovenste
hefarm. Zie
7. Controleren of de machine goed vastzit.
8. Machine voorzichtig naar de gewenste hefhoogte optillen.
54
Onderste hefarmen van de trekker met stabilisatiestutten of kettingen
schragen.
Controleren of de aftakas is uitgeschakeld.
Vanghaak van de onderste hefarm nog niet bevestigen.
Let op voldoende vrije ruimte tussen de trekker en de machine voor aan-
sluiting van de aandrijvingen en stuurelementen.
Indien geen voldoende vrije ruimte beschikbaar is, moet een uittrekbare
Tele-Space-cardanas gebezigd worden.
afb.
8.8.
LET OP