1. Drijfstangen controleren.
Drijfstangen mogen geen scheuren of andere beschadigingen vertonen.
Scharnierlagers op slijtage controleren.
Functie van alle veiligheidselementen aan de scharnierplekken controleren.
2. Roerkop met de hand in de draairichting van de strooischijf draaien. Zie
Afb.
9.5.
De roerkop moet zich laten draaien.
Indien de roerkop zich niet laat draaien, de roerkop vervangen.
3. Roerkop met de hand of met behulp van een oliefilterband krachtig tegen de
draairichting van de strooischijf in draaien. Zie
De roerkop moet blokkeren.
Indien de roerkop zich laat draaien, de roerkop vervangen.
Indien u door de controle geen oorzaak kunt bepalen, gelieve u voor
verder onderzoek tot uw geautoriseerde vakpersonen te wenden.
Roerkop op slijtage of beschadiging controleren:
Controleer de vingers van de roer-
kop op slijtage.
De lengte van de vingers mag
niet korter dan de slijtagezone
(Z) worden.
De vingers mogen niet ge-
kromd zijn.
Algemeen onderhoud en reparatie (alle types)
Afb. 9.6:
Afb.
9.5.
Slijtagezone van de roerkop
9
201