Bedieningspaneel
2
1
1. AUTO
2. Ventilator
3. Recirculatie/Interior Air Quality System
4. Ontwaseming
5. Luchtverdeling
6. AC ON / OFF – Airconditioning Aan/Uit
7. Elektrische stoelverwarming, links
8. Elektrische stoelverwarming, rechts
9. Elektrische achterruit- en buitenspiegel-
verwarming
10. Temperatuurknop
3
9
4
5
5
6
7
8
Functies
1. AUTO
tioning, de ventilatorsnelheid, de recirculatie en
de luchtverdeling. Als u een of meer handma-
tige functies selecteert, worden de overige
functies nog steeds automatisch geregeld. Alle
handmatige instellingen worden uitgescha-
keld, wanneer u de AUTO -functie activeert.
Op het display verschijnt
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
10
Bij activering van de AUTO -
functie wordt de klimaatrege-
ling automatisch dusdanig
ingesteld dat de gewenste
temperatuur wordt bereikt. De
automatische functie regelt
de verwarming, de aircondi-
AUTOM.
KLIMAAT.
03 Klimaatregeling
2. Ventilator
Draai aan de knop om de
ventilatorsnelheid te verho-
gen of te verlagen. De venti-
latorsnelheid wordt automa-
tisch geregeld, als u AUTO
selecteert. De eerder inge-
stelde ventilatorsnelheid
wordt dan genegeerd.
N.B.
Als u de knop linksom hebt gedraaid en de
ventilatorindicatie op het display gedoofd
is, zijn de ventilator en de airconditioning
uitgeschakeld. Het display geeft het ventila-
torsymbool en
OFF
weer.
03
73