Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Aan De Slag; Over Vhf-Marifoons; Een Antenne Kiezen; Coaxkabel - Standard Horizon MATRIX NMEA2000 GPS Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor MATRIX NMEA2000 GPS:
Inhoudsopgave

Advertenties

6 AAN DE SLAG

6.1 OVER VHF-MARIFOONS

De in de VHF-band voor de scheepvaart gebruikte radiofrequenties liggen tussen
de 156 en 158 MHz, waarbij een aantal walstations beschikbaar zijn tussen de 161
en 163 MHz. Via de VHF-band voor de scheepvaart verloopt de communicatie over
afstanden die noodzakelijkerwijs in de "zichtlijn" liggen (VHF-signalen planten zich
niet goed voort door voorwerpen zoals gebouwen, heuvels of bomen). De werkelijke
overdrachtsafstand hangt veel meer af van het antennetype, de versterkingsfactor en
de hoogte dan van het uitgangsvermogen van de zender. Op vast gemonteerde 25W
radiocommunicatieapparatuur mogen afstanden groter dan 25 km verwacht worden,
voor draagbare 5W radiocommunicatieapparatuur kan de verwachte afstand groter dan
8 km in de "zichtlijn" zijn.

6.2 EEN ANTENNE KIEZEN

Scheepsantennes stralen in dezelfde mate in alle horizontale richtingen signalen uit,
maar niet recht omhoog. Het doel van een scheepsantenne is om het signaal naar de
horizon toe te vergroten. De mate waarin dit wordt bereikt, wordt de antenneversterking
genoemd. Deze wordt gemeten in decibel (dB) en is een van de belangrijkste factoren
bij het kiezen van een antenne. In termen van effectief uitgestraald vermogen (ERP)
worden antennes gespecificeerd op basis van hoeveel meer versterking ze hebben dan
een theoretische antenne met versterking nul. Een antenne van 1 m met een versterking
van 3 dB vertegenwoordigt tweemaal zoveel versterking als de denkbeeldige antenne.
Gewoonlijk wordt op de mast van een zeilboot een roestvrijstalen sprietantenne van 1
m met een versterking van 3 dB gebruikt. De langere glasvezelsprietantenne van 2,5
m met een versterking van 6 dB wordt hoofdzakelijk gebruikt op motorboten waarvoor
de extra versterking vereist is.
3dB
6dB
9dB

6.3 COAXKABEL

VHF-antennes worden door middel van een coaxkabel – een afgeschermde
transmissieleiding – op de zendontvanger aangesloten. Een coaxkabel wordt
gespecificeerd op basis van de diameter en constructie ervan.
Voor trajecten van minder dan 6 m (20 ft) is RG-58/U (circa 6 mm (0,25") in diameter)
een goede keus. Voor trajecten van meer dan 6 m (20 ft) maar minder dan 15 m (50 ft)
dient de grotere RG-8X of RG-213/U te worden gebruikt. Voor kabeltrajecten van meer
dan 15 m (50 ft) dient RG-8X te worden gebruikt. Zie de figuur voor het aanbrengen
van de connector op de coaxkabel.
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gx2400gps/e

Inhoudsopgave