4.
Op de marifoon worden de in de individuele adreslijst
geprogrammeerde schepen weergegeven. Draai aan de
knop DIAL/ENT om het gewenste schip te selecteren en
druk vervolgens op de schermtoets [ENTER].
Wilt u er nog meer invoeren, draai dan aan de knop DIAL/
5.
ENT om een lege rij te selecteren, druk op de schermtoets
[SELECT] en voer vervolgens stap 4 uit.
6.
Druk wanneer u klaar bent, op de toets [CLEAR] om de
marifoonmodus te verlaten.
11.8.4
Automatische positiepolling in-/uitschakelen
[
] à "DSC CALL" à "AUTO POS POLLING"
1.
2.
Draai aan de knop DIAL/ENT om "ACTIVATION" te
selecteren en druk vervolgens op de schermtoets [SELECT].
3.
Draai aan de knop DIAL/ENT om "START" te selecteren
om transmissies in te schakelen of "STOP" om die uit te
schakelen en druk vervolgens op de schermtoets [ENTER].
4.
Druk op de toets [CLEAR] om terug te keren naar
marifoonbediening.
5.
Automatische positiepolling start en het pictogram "
verschijnt op het display.
11.9 DSC-TEST
Deze functie wordt gebruikt om contact op te nemen met een ander schip dat over DSC
beschikt, om te controleren of de DSC-functies van de marifoon werken.
Om de DSC-testfunctie te kunnen gebruiken moet een marifoon waarnaar u de
testoproep wilt verzenden, ook de DSC-testfunctie hebben.
Om de DSC-test uit te kunnen voeren moet u de MMSI van een ander schip in de
individuele adreslijst invoeren of de MMSI via de procedure hieronder handmatig
invoeren.
11.9.1
Een MMSI in de individuele adreslijst invoeren
Zie sectie "11.4.1 De adreslijst voor individuele oproepen / positieoproepen
instellen".
OPMERKING
"
71