12 NAVIGATIE
De GX2400 kan maximaal 250 routepunten voor navigatie opslaan m.b.v. de
kompaspagina.
U kunt ook naar een DSC-noodoproep navigeren met locatiegegevens, of naar de
positie ontvangen van een andere DSC-marifoon die gebruik maakt van DSC-polling.
12.1 MET ROUTEPUNTEN WERKEN
12.1.1
De navigatie starten en stoppen
Navigatie m.b.v. de lijst met routepunten
[
] à "NAVI" à "WAYPOINT"
1.
2.
Draai aan de knop DIAL/ENT om de gewenste categorie
("HISTORY" of "MEMORY") te selecteren en druk vervolgens
op de schermtoets [SELECT].
Draai aan de knop DIAL/ENT om een routepunt te selecteren
3.
en druk vervolgens op de schermtoets [SELECT]. Het
navigatiescherm verschijnt nu.
Op het navigatiescherm wordt onder meer de afstand tot en
richting naar de bestemming aangegeven. De bestemming
en het routepunt worden met een stip ( ) in het kompas
aangegeven.
4.
Druk op een van de schermtoetsen en druk vervolgens op
de schermtoets [STOP] om het navigatiescherm te verlaten.
Navigatie door handmatig een routepunt in te voeren
[
] à "NAVI" à "WAYPOINT"
1.
2.
Draai aan de knop DIAL/ENT om "MANUAL" te selecteren
en druk vervolgens op de schermtoets [SELECT].
3.
Draai als u het routepunt een gemakkelijk op te zoeken
naam wilt geven, aan de knop DIAL/ENT om "NAME:" te
selecteren, druk op de schermtoets [SELECT] en voer dan
de naam in. Zie "11.4.1 De adreslijst voor individuele
oproepen / positieoproepen instellen voor meer
informatie".
4.
Draai aan de knop DIAL/ENT om "POSITION:" te selecteren
en druk vervolgens op de schermtoets [SELECT].
76