1
Draai het moduswiel naar de gewenste
belichtingsstand.
Q of R wordt op het
statusscherm getoond voor
de waarde die kan worden
gewijzigd.
De waarde die kan worden
gewijzigd is in de zoeker
onderstreept.
De waarden van de huidige
camera-instellingen worden
weergegeven op het LCD-
display.
Tijdens de Live weergave
verschijnt D voor de waarde
die kan worden gewijzigd.
2
Draai aan R.
De diafragmawaarde wordt
gewijzigd in de stand J,
K, L, M of N.
De gevoeligheid wordt gewijzigd
in de stand H.
3
Draai aan Q.
De sluitertijd wordt gewijzigd
in de stand I, K, of L.
t Memo
• De instellingen voor de belichting kunnen worden opgegeven
4.5
4.5
3 0
3 0
• In de stand L of N wordt het verschil ten opzichte van de
1/
1/
F F
1 0 0
1 0 0
• Voor elke belichtingsstand kunt u de werking van de camera
99999
99999
99999
99999
u Let op
• De juiste belichting wordt mogelijk niet bereikt met
• In de stand M kan de transportstand niet worden ingesteld op
Ruisonderdrukking bij het maken van
opnamen met een lange sluitertijd
30
30
F4.5
F4.5
100
100
9999
9999
1/
1/
Wanneer opnamen worden gemaakt met een lange sluitertijd,
kunt u beeldruis verminderen bij [Ruisond. lange sltrtijd] van
[Ruisonderdrukking] in menu A2.
AUTO
AAN
UIT
in stappen van 1/3 LW. Bij [1 LW-stappen] in menu E1 kunt
u de instellingsstappen wijzigen in stappen van 1/2 LW.
juiste belichting weergegeven in de LW-staafgrafiek terwijl
de belichting wordt aangepast.
instellen voor wanneer aan Q of R wordt gedraaid of
M wordt ingedrukt. Stel dit in bij [Instelling e-knoppen]
van [Knoppen aanpassen] in menu A5. (p.111)
de geselecteerde sluitersnelheid en diafragmawaarde
wanneer de gevoeligheid vast ingesteld is op een bepaalde
gevoeligheid.
[Continuopname], [Bracketing] of [Intervalopname].
Past ruisonderdrukking toe volgens de sluitertijd,
gevoeligheid en interne temperatuur van de camera.
Past ruisonderdrukking toe als de sluitertijd
langzamer is dan 1 seconde.
Past bij geen enkele sluitertijd ruisonderdrukking toe.
3
A2
51