Gebruik van de Smart-functie
U kunt instellingen gemakkelijk
1
wijzigen met twee wieltjes: het
functiewiel en het instelwiel. Gebruik
het functiewiel (1) om de gewenste
functie te selecteren, en gebruik het
instelwiel (2) om de instelwaarde
van de geselecteerde functie
te wijzigen.
De volgende functies kunnen worden geselecteerd.
Functiewiel
Schakelt de werking van
R
het instelwiel uit.
Wijzigt de
+/-
belichtingscompensatiewaarde.
ISO
Wijzigt de ISO-gevoeligheid.
Wisselt tussen Continuopname
en Enkelbeeldopname en wijzigt
CH/CL
de opnamesnelheid voor
Continuopname.
Wijzigt de bracketwaarde voor
BKT
Bracketing.
HDR
Wijzigt het type voor HDR-opname.
Schakelt de rasterweergave
in de zoeker in of uit als opnamen
worden gemaakt met de zoeker.
Grid
Wijzigt het type raster dat wordt
weergegeven op het Live weergave-
scherm als opnamen worden gemaakt
met Live weergave.
Schakelt de functie Shake Reduction
SR
en Movie SR in of uit.
Crop
Wijzigt de instelling voor Bijsnijden.
Wi-Fi
Schakelt de Wi-Fi-functie in of uit.
20
1
2
Functie
Pagina
p.45
p.52
p.55
p.64
p.65
p.77
p.26
p.78
p.49
p.100
De bedieningsaanwijzing voor de
Smart-functie wordt weergegeven
op het statusscherm en Live
weergave-scherm.
2 5 0
2 5 0
5.6
5.6
1/
1/
F F
1 6 0 0
1 6 0 0
99999
99999
99999
99999