14. GEBRUIKSAANWIJZING
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur/
constructeur van de machine om de instructies voor
gebruik van de automatisering op te stellen in naleving
van de Machinerichtlijn, en om daarbij alle informatie
en nodige waarschuwingen op te nemen om basis van
de kenmerken van de automatisering.
Op louter indicatieve wijze, te beschouwen als niet-
exhaustief, vindt u hierna de richtlijnen die de installa-
teur helpen bij de opstelling van de gebruiksinstructies.
!
De installateur moet de EG-verklaring, het register van
de installatie met het onderhoudsplan en de instructies
voor gebruik van de automatisering aan de eigenaar/
bediener van de automatisering overhandigen.
De installateur moet de eigenaar/bediener informeren
dat er eventuele blijvende risico's aanwezig zijn, hij
moet informatie verschaffen over het beoogde gebruik
en over de manieren waarop de machine niet mag
worden gebruikt.
De eigenaar is verantwoordelijk voor de bediening van
de automatisering en moet:
- alle gebruiksinstructies ontvangen van de instal-
lateur/onderhoudstechnicus en aanbevelingen voor
de veiligheid naleven
- de gebruiksinstructies bewaren
- het onderhoudsplan laten uitvoeren
- het register van de installatie bewaren, die door de
onderhoudstechnicus moet worden ingevuld op het
einde van alle onderhoud
14.1 AANBEVELINGEN VOOR DE VEILIGHEID
De met de reductiemotoren FAAC van de serie C4000I tot
stand gebrachte installaties zijn bestemd voor de doorgang
van verkeer.
De gebruiker moet in een goede lichamelijke en geestelijke
conditie verkeren en zich bewust en verantwoordelijk zijn van
de gevaren die het gebruik van het product kan veroorzaken.
!
- Tijdens de beweging niet in het actiebereik van het automa-
tiseringssysteem door bewegen en/of verblijven.
- Het automatiseringssysteem niet gebruiken wanneer per-
sonen, dieren of voorwerpen aanwezig zijn in het actiebereik.
- Zorg ervoor dat kinderen het actiebereik van het automatise-
ringssysteem niet benaderen of in de nabijheid ervan spelen.
- De beweging van het automatiseringssysteem niet proberen
tegen te houden.
- Niet op de vleugel klimmen, deze vastpakken of zich erdoor laten
voortslepen. Niet op de reductiemotor klimmen of gaan zitten.
- Zorg ervoor dat de bedieningselementen niet gebruikt worden
door niet-uitdrukkelijk bevoegde en geïnstrueerde personen.
- Zorg ervoor dat de bedieningselementen niet gebruikt wor-
den door kinderen of personen met beperkte lichamelijke en
geestelijke vermogens, tenzij ze onder toezicht staan van een
voor hun veiligheid verantwoordelijke volwassene.
- Gebruik het automatiseringssysteem niet wanneer er met
de afneembare en/of vaste afschermingen geknoeid is of
deze verwijderd zijn.
C4000I
- Gebruik het automatiseringssysteem niet in geval van de-
fecten/geknoei die de veiligheid in gevaar kunnen brengen.
- Stel het automatiseringssysteem niet bloot aan chemische
stoffen of agressieve omgevingsomstandigheden; stel
de reductiemotor niet bloot aan directe waterstralen van
ongeacht welke soort en afmeting.
- Stel het automatiseringssysteem niet bloot aan ontvlam-
bare gassen of rook.
- Voer geen ingrepen uit op de onderdelen van het automa-
tiseringssysteem.
14.2 SIGNALERINGEN OP HET PRODUCT
Risico op beknelling van vingers en handen tussen
tandheugel, rondsel en carter (§ 3.8-2).
14.3 GEBRUIK IN NOODGEVALLEN
In mogelijk afwijkende omstandigheden, noodge-
vallen of storingen moet de elektrische voeding van
het automatiseringssysteem worden onderbroken
en moeten de noodbatterijen, indien aanwezig, wor-
den losgekoppeld. Wanneer het mogelijk is om de
vleugel onder veilige omstandigheden handmatig te
verplaatsen, moet de HANDMATIGE WERKING gebruikt
worden; anders moet het automatiseringssysteem
buiten bedrijf blijven tot aan de reset/de reparatie.
In geval van storingen moet de reset/reparatie van
het automatiseringssysteem uitsluitend door de in-
stallateur/onderhoudstechnicus worden uitgevoerd.
Het optreden van fenomenen in de omgeving, zelfs
occasioneel, zoals ijs, sneeuw of felle wind, kan de
correcte werking van de automatisering en de intacte
staat van de componenten benadelen, en een poten-
tiële bron voor gevaar worden.
14.4 HANDMATIGE WERKING
!
Alvorens de manoeuvre voor de ontgrendeling uit te
voeren, moet de elektrische voeding van het automa-
tiseringssysteem worden losgekoppeld.
Begeleid de vleugel tijdens de handmatige beweging
langzaam en over de gehele slag. De vleugel niet in
een vrijlopende beweging duwen.
Laat de poort niet ontgrendeld: na het uitvoeren van
de handmatige verplaatsing moet de automatische
werking hersteld worden.
ONTGRENDELINGSMANOEUVRE
1. Plaats het ontgrendelmechanisme en draai een
kwartslag, zoals afgebeeld 34-1
2. Voer de handmatige beweging uit.
HERSTEL VAN DE AUTOMATISCHE WERKING
1. Plaats het ontgrendelmechanisme en draai een
kwart slag linksom, zoals afgebeeld 34-2.
2. Controleer dat de handmatige beweging wordt belem-
merd, verwijder vervolgens het mechanisme.
47
532100 - Rev.A