Storingen
15.6 Alarmdisplay
15.6.1 Onderbreking/kortsluiting aan de sensor
Afb. 90
Alle op de installatie aangesloten temperatuurvoeleren kunnen bij een
storing een alarm veroorzaken. In het voorbeeld is het alarm van tempe-
ratuurvoeler T3, tapwater, geactiveerd. Alle temperatuurvoeleren acti-
veren een vergelijkbaar alarm.
Mogelijke oorzaak 1: incidentele storing
▶ geen actie nodig.
Mogelijke oorzaak 2: storing aan temperatuurvoeler of verkeerde
aansluiting
▶ Controleer de aansluiting van de temperatuurvoeler.
▶ Controlemeting aan de temperatuurvoeler uitvoeren (
hoofdstuk 8.4.4).
15.6.2 Maximale aanvoertemperatuur of Maximale aanvoertempe-
ratuur, cv-systeem 2
Er wordt een alarm gegeven, wanneer de aanvoertemperatuur de inge-
stelde waarde met 6 K overschrijdt, d.w.z. T1 max. setpunt + 6 K. Het
doel is, de vloerverwarmingsinstallatie te beschermen.
Mogelijke oorzaak 1: verkeerd ingestelde waarde in T1 max. set-
punt
▶ T1 max. setpunt controleren. Indien nodig instellen.
Mogelijke oorzaak 2: storing in debiet
▶ Filter en thermostaatkraan controleren.
Mogelijke oorzaak 3: verkeerde instelling maximale aanvoertempe-
ratuur
▶ De te verwachten temperatuur van de bijverwarming mag bij afzon-
derlijke tapwatervoorziening de maximale aanvoertemperatuur T1
niet overschrijden. De instellingen kunnen op de externe bijverwar-
ming of bij T1 worden aangepast.
15.6.3 T8 hoge aanvoertemperatuur of T71 hoge aanvoertempera-
tuur
In de ASB/ASE-module bevinden zich twee temperatuurvoeleren, T8 en
T71, die de warmtepomp uit veiligheidsoverwegingen stoppen, zodra
de aanvoertemperatuur hoger dan de ingestelde waarde wordt.
Mogelijke oorzaak 1: te weinig debiet in de warmtepomp
▶ Controleer, of de primaire cv-pomp stilstaat.
▶ Controleer of alle kranen zijn geopend. In een verwarming met ther-
mostaatkranen moeten de kranen volledig zijn geopend en in een
vloerverwarming moeten minimaal de helft van de verwarmingsslan-
gen zijn geopend.
▶ Wanneer het toerental van de warmtedragervloeistofpomp (G2) niet
zelfregulerend is: toerental van de warmtedragervloeistofpomp ver-
hogen. Omdat het toerental van de cv-pomp hoger moet zijn dan het
toerental van de warmtedragervloeistofpomp, moet ook voor de cv-
pomp een hoger toerental zijn ingesteld.
▶ Bevestigen kiezen.
Mogelijke oorzaak 2: filter verstopt
▶ Filter controleren.
▶ Indien nodig filter reinigen (hoofdstuk 19.1).
▶ Bevestigen kiezen.
64
15.6.4 Storing in de hoofdprintplaat, warmtesysteem
Storing in IOB-A-printplaat in ASB/ASE-module of in de communicatie
hiermee.
▶ LED op de printplaat controleren. Deze moet groen knipperen.
▶ Afsluitschakelaar S1 ( afb. 39) controleren. Deze moet in de posi-
▶ CAN-BUS-aansluiting op IOB-B-printplaat controleren.
▶ Controleer de brug op de IOB-B-printplaat aan de hand van het scha-
6 720 804 377-29.1I
▶ Controleer de voeding op de CAN-BUS. De spanning moet ca. 12 VDC
▶ Vervang defecte IOB-printplaat.
15.6.5 Storing op toebehoren printplaat
Storing in toebehoren printplaat (IOB-B) in ASB/ASE-module of in de
communicatie hiermee.
▶ LED op de printplaat controleren. Deze moet groen knipperen.
▶ Controleer de afsluitschakelaar S1 ( afb. 39). Deze moet op "niet
▶ CAN-BUS-aansluiting op IOB-B-printplaat controleren.
▶ Controleer de brug op de IOB-B-printplaat aan de hand van het scha-
▶ Controleer de voeding op de CAN-BUS. De spanning moet ca. 12 VDC
▶ Vervang defecte IOB-printplaat.
15.6.6 Storing op de kamersensorprintplaat of Storing op E12,T5
Storing aan de op de CAN-BUS aangesloten kamertemperatuurvoeler of
bij de communicatie daarmee.
▶ Controleer de afsluitbruggen S1, deze moeten op afgesloten staan.
▶ Controleer de afsluitinstellingen in de kamervoeler.
▶ Controleer de voeding op de CAN-BUS. De spanning moet ca. 12 VDC
▶ Vervang defecte kamertemperatuurvoeler.
15.6.7 Storing op multifunctionele printplaat
Storing in de multifunctionele printplaat of in de communicatie daar-
mee.
▶ LED op de printplaat controleren. Deze moet groen knipperen.
▶ Controleer de afsluitbruggen S1, deze moeten op afgesloten staan.
▶ CAN-BUS-aansluitingen op de kamertemperatuurvoeler controleren.
▶ Controleer de voeding op de CAN-BUS. De spanning moet ca. 12 VDC
▶ Vervang defecte kamertemperatuurvoeler.
15.6.8 Storing aan de bijverwarming
Alarm van bijverwarming.
▶ Controleer de status in de bijverwarming.
▶ Op de alarmingang voor 2e warmtebron moet 230 V actief zijn
15.6.9 Vorstbeschermingswisselaar T9 geactiveerd
Het alarm moet de condensator beschermen, zodat deze bij lage tempe-
raturen niet bevriest. Mogelijke oorzaken:
▶ Bij ontdooien: is er nog voldoende water in de installatie?
▶ Bij koelbedrijf:
tie "niet afgesloten" staan.
kelschema ( afb. 39).
zijn.
afgesloten" staan.
kelschema ( afb. 39).
zijn.
kamersensorprintplaat
zijn.
zijn.
( hoofdstuk 7.1.3).
– Te laag ingestelde aanvoertemperatuur in verhouding tot het koel-
systeem.
– Storing in het debiet in de installatie. Controleer of het filter niet is
verstopt, indien nodig reinigen
( hoofdstuk 19.1).
Supraeco A SAS – 6 720 805 043 (2013/03)