T5
0,3 m
Afb. 30 Aanbevolen montageplaats voor kamertemperatuurvoeler T5
6.13 Montage van de dauwpuntmelder
(toebehoren)
Bij gebruik van een kamertemperatuurvoeler CANbus
LCD met ingebouwde vochtvoeler op een cv-circuit is
geen extra vochtvoeler op het cv-circuit nodig.
WAARSCHUWING: Wanneer alleen vloerverwarmings-
circuits aanwezig zijn, mogen de vochtvoeler en de lei-
ding, waarop deze zich bevindt, niet worden geïsoleerd.
OPMERKING: De vochtvoeler is uiterst gevoelig.
▶ Ga bij de montage en de isolatie voorzichtig te werk.
▶ Raak de vochtvoeler niet meer aan, nadat de be-
schermsticker is verwijderd.
Wanneer op de leidingen van de cv-installatie condens wordt gevormd,
schakelt de dauwpuntmelder de warmtepomp uit. Condensaat vormt
zich tijdens koelbedrijf, wanneer de temperatuur van de cv-installatie
onder het betreffende dauwpunt ligt.
Het dauwpunt varieert afhankelijk van de temperatuur en de luchtvoch-
tigheid. Des te hoger de luchtvochtigheid, des te hoger moet de tempe-
ratuur zijn, om het dauwpunt te overschrijden en een condensatie te
voorkomen.
De vochtvoeleren zenden een signaal aan de dauwpuntmelder, wanneer
deze condensvorming registreren, en stoppen dan de warmtepomp.
Handleidingen voor installatie en gebruik zijn met de dauwpuntvoeleren
meegeleverd.
Supraeco A SAS – 6 720 805 043 (2013/03)
0,3 m
6 720 614 366-34.1I
Afb. 31 Dauwpuntvoeler
6.13.1 Koeling alleen met ventilatorconvectoren
WAARSCHUWING: Bij koelbedrijf met ventilatorcon-
vectoren moeten alle leidingen en verbindingen tot aan
de ventilatorconvector van een condensatie-isolatie
worden voorzien.
▶ Voor de condensatie-isolatie voor koelsystemen met
condensvorming geschikt materiaal gebruiken.
WAARSCHUWING: Het gebruik van de vloerverwar-
mingsinstallatie voor het koelbedrijf onder het dauw-
punt is niet mogelijk.
▶ De juiste instelling van de aanvoertemperatuur con-
form hoofdstuk 13.6.2 uitvoeren.
Wanneer een ventilatorconvector met condensafvoer en een condens-
geïsoleerde leiding wordt gebruikt, kan de aanvoertemperatuur op 5 °C
worden ingesteld.
6.14 Montage van temperatuurbewaking (thermostaat)
VOORZICHTIG: De componenten, die op de externe
aansluitingen van de warmtepomp worden aangesloten,
moeten voor 5V en 1 mA geschikt zijn.
Conform nationale voorschriften moet eventueel een temperatuurbewa-
king (thermostaat) bij gebruik van vloerverwarmingen worden aange-
bracht.
De temperatuurbewaking onderbreekt het bedrijf van de warmtepomp,
bijverwarming (alleen verwarming) en cv-pomp wanneer de aanvoer-
temperatuur te hoog wordt.
▶ Installeer de temperatuurbewaking op de aanvoerleiding van de vloer-
verwarming.
▶ Sluit de temperatuurbewaking aan conform het schakelschema op de
klem van de ASB/ASE-module.
▶ Stel de temperatuurbewaking in op de gewenste temperatuur. Acti-
veer in het menu de functie Externe ingang 1 resp. Externe ingang
2 ( hoofdstuk 13.1).
Installatie
6 720 614 486-41.1I
19