▶ Flens de leiding en sluit deze aan op de gasaansluiting van de binnen-
eenheid als bij de vloeistofleiding.
Afb. 20 Trek de moer met twee sleutels aan
▶ Controleer dat de afsluiters voor vloeistof en gas zijn gesloten op de
buiteneenheid van de warmtepomp ( [5], afb. 13). Maak de flens-
moeren los. Verwijder de afsluitkappen.
▶ Controleer, dat afsluiters dicht zijn. Geadviseerd wordt een elektroni-
sche lekdetectie te gebruiken.
▶ Flenzen en aansluiting van de vloeistofleiding en de gasleiding met de
buiteneenheid van de warmtepomp op dezelfde wijze als bij de bin-
neneenheid.
▶ Controleer of de leiding niet tegen de compressor aanligt. Wanneer de
leiding de compressor raakt, kunnen ongewone geluiden en trillingen
ontstaan.
6.7.4 Controleer de lekdichtheid van de koelmiddelleiding
Voer een dichtheidstest uit conform EN 378-2. Gebruik
droge stikstof voor de controle van de dichtheid van de
koelmiddelleiding.
▶ Controleer dat de afsluiters voor vloeistof en gas zijn gesloten op de
buiteneenheid van de warmtepomp ( [5], afb. 13). Niet openen.
▶ Sluit de manometer en de gastank (droge stikstof) aan op de service-
uitgang op de afsluiter voor vloeistof ([1], afb. 21).
▶ Verhoog langzaam de druk tot 4,15 MPa (41,5 bar). Wacht vijf minu-
ten en controleer de druk.
▶ De druk tot 1,0 MPa (10,0 bar) laten afnemen. Wacht een uur en con-
troleer de druk opnieuw.
▶ Voer een lekdetectie uit met een bellentest (lekdetectiemiddel).
6.7.5 Vacuümafzuiging
Zuig de leidingen met een vacuümpomp leeg, voordat het koelmiddel
doorstroomt.
▶ Sluit de vacuümpomp aan op de service-uitgang op de afsluiter van de
vloeistofleiding ( [1], afb. 21).
▶ Start de vacuümpomp en houdt het vacuüm minimaal een uur in
stand, nadat 1 mbar (/0,75 Torr /100 Pa) is bereikt. Afhankelijk van
de luchttemperatuur en de vochtigheid kan een langere droogtijd no-
dig zijn.
Toegelaten leidingleng-
te
model
(enkel)
75
0 – 50 m
100 – 120
0 – 70 m
Tabel 5 Bijvullen van het koelmiddel
Supraeco A SAS – 6 720 805 043 (2013/03)
6 720 644 816-71.1I
Toegelaten verschil in
de verticale leiding
(hoogteverschil binnen-
/buiteneenheid)
0 – 30 m
▶ Sluit de vacuümverbinding om de meeteenheid tegen overdruk te be-
schermen, resp. scheidt de vacuümverbinding via het snelsluitven-
tiel.
6.7.6 Afsluiters openen
Afb. 21 Afsluitventielen
[1]
Service-uitgang, vloeistofleiding (aansluiting vacuümpomp)
[2]
Afsluiter voor gas
* ODU 75: gat voor inbussleutel, 5 mm
* ODU 100 – 120: handgreep
[3]
Flensmoer
[4]
Afsluiter voor vloeistof, gat voor inbussleutel 4 mm
Gaszijde
▶ Afdekking verwijderen.
▶ Open de afsluiter, door de schroef ( [2], afb. 21) met een 5 mm in-
bussleutel (ODU 75) tot aan de aanslag te verdraaien, of draai aan de
handgreep (ODU 100–120).
▶ Afdekking weer aanbrengen.
Vloeistofzijde
▶ Afdekking verwijderen en afsluiter
( [3], afb. 21) linksom zover mogelijk met een 4 mm inbussleutel
opendraaien. Stop bij het bereiken van de aanslag.
▶ Afdekking weer opschroeven
Sluiten van de afsluiters in omgekeerde volgorde.
6.7.7 Bijvullen koelmiddel
▶ Bijvullen van het systeem is niet nodig, wanneer de leidinglengte niet
meer is dan 30 m.
▶ Wanneer de leidinglengte meer is dan 30 m, moet extra koelmiddel
conform tab. 3 worden bijgevuld.
▶ Wanneer de ODU draait, vult u koelmiddel in vloeibare toestand bij via
de service-uitgang aan de aanzuigzijde. Vul het vloeibaar koelmiddel
niet direct bij in de afsluiter.
▶ Wanneer u het koelmiddel in de ODU heeft gevuld, geef dan de bijge-
vulde hoeveelheid koelmiddel aan op het service-etiket (op de een-
heid).
Bijvulhoeveelheid koelmiddel R410A
31 – 40 m
41 – 50 m
0,6 kg
1,2 kg
0,6 kg
1,2 kg
Installatie
1
2
3
4
6 720 644 816-29.1I
51 – 60 m
61 – 70 m
–
–
1,8 kg
2,4 kg
15