Installatie
6.7.1 Veiligheid
In de lucht-waterwarmtepomp mag uitsluitend koelmiddel R410A wor-
den gebruikt.
In vergelijking met vroeger gebruikte koelmiddelen is de
druk van koelmiddel R410A ca. 1,6 maal hoger.
▶ Alleen gekwalificeerde en gecertificeerde koelmiddeltechnici mogen
werkzaamheden aan de koelmiddelinstallatie uitvoeren.
▶ Gebruik bij de installatiewerkzaamheden de speciaal voor het koel-
middel R410A bedoelde gereedschappen en leidingcomponenten.
▶ Waarborg de dichtheid van de koelmiddelinstallatie. Ontsnappend
koelmiddel veroorzaakt bij contact met open vuur giftige gassen.
▶ Koelmiddel niet in de atmosfeer laten ontsnappen.
Ontsnappend koelmiddel kan bij aanraken van de lekkageplaats bevrie-
zing tot gevolg hebben.
▶ Wanneer koelmiddel ontsnapt, geen onderdelen van de lucht-water-
warmtepomp aanraken.
▶ Voorkom huid- of oogcontact met het koelmiddel.
▶ Schakel bij huid- of oogcontact met het koelmiddel een arts in.
6.7.2 Voorbereiden installatie
Gereedschappen
VOORZICHTIG: Materiële schade door verkeerde in-
stallatie!
▶ Gebruik alleen gereedschappen, die speciaal zijn be-
doeld voor koelmiddel R410A.
Voor de omgang met koelmiddel R410A benodigde gereedschappen:
• Manometerset
• Vulslang
• Gaslekdetectieapparaat
• Draaimomentsleutel
• Flensstempel
• Flensprofiel
• Adapter voor de vacuümpomp
• Elektronische koelmiddelweegschaal
Koelmiddelleiding, buitendiameter
Vloeistofzijde
9,52 mm
Gaszijde
15,88 mm
Tabel 4 Maten, flenzen en draaimoment voor de aansluiting van de koelmiddelleiding
▶ De leiding flenzen ( afb. 19 en tab. 4).
▶ Contactoppervlakken op de flensmoer en op de leidingflens met koel-
middelolie insmeren.
▶ Flensmoer op vloeistofaansluiting van de binneneenheid vastdraaien.
▶ Flensmoer met momentsleutel vastdraaien. Draaimoment conform
tab. 4. Gebruik een anderen sleutel voor de draaimomentsteun (
afb, 20).
14
Flensmoer, buitendia-
meter
3/8"
22 mm
5/8"
29 mm buiteneenheid
27 mm binneneenheid
Leidingen en leidingverbindingen
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door
ontsnappend koelmiddel!
Niet toegestane of verkeerd gedimensioneerde buizen
kunnen knappen.
▶ Gebruik alleen buizen met de aangegeven wanddik-
ten.
▶ Waarborg, dat de inwendige buisoppervlakken schoon zijn en vrij van
schadelijke vervuiling, zoals zwavelverbindingen, oxiderende stoffen,
vreemde objecten en stof.
– Bewaar de te gebruiken koelmiddelleidingen tijdens het inbouwen
niet in de buitenlucht.
– Verwijder de verzegeling van de buisuiteinden pas vlak voor het
hardsolderen.
– Bij het installeren van de koelmiddelleidingen is absolute zorgvul-
digheid vereist.
Stof, vreemde objecten en vocht in de koelmiddelleidingen kunnen de
oliekwaliteit beïnvloeden of uitval van de compressor veroorzaken.
▶ Herbruikbare restlengten koelmiddelleidingen na het inkorten direct
weer afsluiten.
6.7.3 Aansluiting
▶ Stel de aansluitleidingen zo op, als deze tussen de binneneenheid en
de buiteneenheid van de warmtepomp moeten worden geïnstalleerd.
Begin met aansluiten bij de binneneenheid. Flenzen en aansluiten van de
vloeistofleiding en gasleiding als volgt:
▶ Schroef de flensmoer van de vloeistofaansluiting op de binneneen-
heid van de warmtepomp los. Verwijder de afsluitkap.
▶ Plaats de flensmoer op de vloeistofleiding (maten: tab. 4).
45
Afb. 19 Flenshoek, koelmiddelleiding
Leidingflens
(øA in afb. 19)
12,8 – 13,2 mm
19,3 – 19,7 mm
2
6 720 644 816-70.1I
Draaimoment
34–42 Nm
68–82 Nm
Supraeco A SAS – 6 720 805 043 (2013/03)