19
Screening-alarm
Het screening-alarm kan worden gebruikt voor de detectie van temperatuurafwijkingen in
een reeks geïnspecteerde objecten in een vergelijkbare/vaste opstelling.
19.1 Algemeen
Het screening-alarm begint met het opbouwen van een basis van referentietemperatuur-
proeven. Wanneer een object wordt gescreend, vergelijkt de camera de gemeten tempe-
ratuur met het gemiddelde van de referentieproeven. Als de camera een temperatuur
detecteert die boven een bepaalde drempelwaarde ligt, wordt een alarm geactiveerd.
1. Gemiddelde proeftemperatuur.
2. Alarmgrens.
3. Gemeten temperatuur.
4. Vak meting.
De camera detecteert en meet de temperatuur van het warmste punt in het meetkader.
Er wordt een alarm geactiveerd wanneer de gemeten temperatuur hoger is dan de
alarmgrens. De camera past ook een rode kleur toe op alle delen van het beeld met een
temperatuur boven de alarmgrens.
De alarmgrens is de som van een gemiddelde proeftemperatuur en een gespecificeerde
toegestane afwijking.
19.2 Werkstroom
Het werkschema voor screening bestaat uit de volgende stappen:
1. Het screening-alarm activeren en configureren.
2. Referentieproeven opnemen.
3. De screening uitvoeren.
4. Nieuwe proeven opnemen om het proefgemiddelde actueel te houden.
19.2.1 Het screening-alarm activeren en configureren
1. Activeer het screening-alarm door
te selecteren.
2. In het dialoogvenster Screening kunt u de instellingen voor het alarm definiëren.
• Toegestane afwijking: de toegestane afwijking van het vastgestelde gemiddelde.
• Alarmgeluid: Pieptoon of geen geluid wanneer het alarm wordt geactiveerd.
#T810587; r. AC/84376/84376; nl-NL
(Instellingen) > Opnamemodus > Screening
91