13
Werken met meethulpmiddelen
Volg deze procedure:
1. Druk op de navigatietoets om het menusysteem weer te geven.
2. Selecteer
(Meting) en druk op de navigatieknop. Hierna verschijnt een submenu.
3. Selecteer met de navigatieknop
ling 2).
4. Houd het midden van de navigatieknop ingedrukt. Hiermee geeft u het menu Instel-
ling bewerken weer.
5. Selecteer
(Meting toevoegen) en druk op de navigatieknop. Hierna verschijnt
een submenu.
6. Gebruik het navigatietoetsenblok om een van de volgende opties te selecteren:
• Selecteer
(Punt toevoegen) om een punt toe te voegen.
• Selecteer
(Vak toevoegen) om een vak toe te voegen.
• Selecteer
(Cirkel toevoegen) om een cirkel toe te voegen.
• Selecteer
(Lijn toevoegen) om een lijn toe te voegen.
• Selecteer
(Delta toevoegen) om een verschilberekening in te stellen.
7. Druk op de navigatietoets. Hiermee wordt het meethulpmiddel op het scherm
weergegeven.
8. Druk op de navigatietoets. Hierna wordt een contextmenu weergegeven waarin u één
of meer van de volgende handelingen kunt selecteren (afhankelijk van het type
hulpmiddel):
• Verwijder het hulpmiddel.
• Wijzig de afmetingen van het hulpmiddel, verplaats, centreer en verdraai het
hulpmiddel.
• Stel alarmen in.
• Geef de maximale, minimale, gemiddelde waarde en oppervlaktewaarde weer.
• Stel lokale parameters in.
• Selecteer daarna
9. Selecteer nadat alle meethulpmiddelen zijn toegevoegd
10. Druk op de navigatieknop om dit te bevestigen en de menumodus te verlaten.
13.4 Een meethulpmiddel verplaatsen en de
afmetingen ervan wijzigen
13.4.1 Algemeen
U kunt een meethulpmiddel verplaatsen of van afmeting veranderen.
Opm. Wanneer u een ander meethulpmiddel kiest, raken eventuele wijzigingen in de
positie en de grootte van het huidige hulpmiddel verloren. Als u de positie- en grootte-in-
stellingen wilt bewaren, gebruik dan de gebruikersinstellingen, zie paragraaf 13.3 Ge-
bruikersinstellingen bewerken.
13.4.2 Een punt verplaatsen
Opm. U kunt het punt tevens verplaatsen door het scherm aan te raken.
#T810587; r. AC/84376/84376; nl-NL
(Gebruikersinstelling 1) of
(Gereed) en druk op de navigatieknop.
Gebruikersinstel-
(Opslaan als instelling).
64