13
Werken met meethulpmiddelen
13.9.4 Procedure
Er zijn verschillende procedures voor het instellen van een alarm voor een punt, recht-
hoek, cirkel of lijn of verschilberekening.
13.9.4.1 Een alarm instellen voor een punt
Volg deze procedure:
1. Om het punt te selecteren, raakt u het aan op het scherm. Het hulpmiddel wordt nu
weergegeven met een frame.
2. Druk op de navigatieknop, of tik op het hulpmiddel en houd het ingedrukt. Hierna
wordt een contextmenu weergegeven.
3. Selecteer
(Alarm instellen op punt en druk op de navigatieknop. Er wordt een
dialoogvenster weergegeven.
4. In het dialoogvenster kunt u de instellingen voor het alarm definiëren.
• Alarmconditie: de conditie die het alarm activeert. Toepasselijke waarden zijn Bo-
ven, Onder of Uit.
• Alarmlimiet: de temperatuurwaarde die de kritieke conditie zal zijn waarbij een
alarm geactiveerd wordt of niet.
• Alarmgeluid: toepasselijke waarden zijn Pieptoon of Geen geluid.
5. Druk op de navigatietoets. Hiermee sluit u het dialoogvenster.
13.9.4.2 Een alarm instellen voor een rechthoek of cirkel
Opm. Hiervoor wordt aangenomen dat u de camera eerder zodanig hebt ingesteld dat
ten minste één waarde (maximum, minimum of gemiddeld) in de resultatentabel wordt
weergegeven. Raadpleeg paragraaf 13.6 Waarden in de tabel met meetresultaten weer-
geven voor meer informatie.
Volg deze procedure:
1. Om het meethulpmiddel te selecteren, raakt u het aan op het scherm. Het hulpmiddel
wordt nu weergegeven met één of meer grepen.
2. Druk op de navigatieknop, of tik op het hulpmiddel en houd het ingedrukt. Hierna
wordt een contextmenu weergegeven.
3. Selecteer
(Alarm instellen) en druk op de navigatieknop. Er wordt een dialoog-
venster weergegeven.
4. In het dialoogvenster kunt u de instellingen voor het alarm definiëren.
• Alarmconditie: de conditie die het alarm activeert. Toepasselijke waarden zijn Bo-
ven, Onder of Uit.
• Selecteer meting: toepasselijke instellingen zijn de waarden die u eerder hebt ge-
definieerd (Max, Min en/of Gem).
• Alarmlimiet: de temperatuurwaarde die de kritieke conditie zal zijn waarbij een
alarm geactiveerd wordt of niet.
• Alarmgeluid: toepasselijke waarden zijn Pieptoon of Geen geluid.
5. Druk op de navigatietoets. Hiermee sluit u het dialoogvenster.
13.9.4.3 Een alarm instellen voor een verschilberekening
Opm.
• U kunt (afhankelijk van het cameramodel) een alarm voor een verschilberekening in-
stellen wanneer u gebruikersinstellingen definieert of bij het bewerken van een beeld
in het archief.
• Bij deze procedure wordt ervan uitgegaan dat er vooraf een verschilberekening is
ingesteld.
U stelt als volgt een alarm in voor een verschilberekening:
1. Als u een beeld in het archief bewerkt, selecteert u
#T810587; r. AC/84376/84376; nl-NL
(Meting).
70