Opmerking: Als u olie bijvult, moet u de peilstok
verwijderen ten behoeve van een goede ontluchting,
de olie langzaam in de vulopening gieten en daarbij
veelvuldig het peil controleren. NIET TE VOL
VULLEN.
Belangrijk: Als u motorolie bijvult, moet u
ervoor zorgen dat er enige afstand is tussen
de vulinrichting en de vulopening in het
klepdeksel, zoals is aangegeven in Figuur 24.
Hierdoor kan er tijdens het vullen lucht
ontsnappen, zodat de olie niet overloopt en in
de ontluchtingsinrichting terechtkomt.
Figuur 24
5. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
Belangrijk: Controleer het oliepeil om de
8 bedrijfsuren of dagelijks. Ververs de olie en
vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren;
daarna moet u om de 150 bedrijfsuren de olie
verversen en het oliefilter vervangen. De olie moet
echter vaker worden vervangen als het voertuig
in buitensporig stoffige of vuile omstandigheden
wordt gebruikt.
Opmerking: Nadat u olie hebt bijgevuld of ververst,
moet u de motor starten en deze 30 seconden stationair
laten lopen. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en
controleer het oliepeil. Vul voldoende olie bij totdat het
peil de VOL-markering op de peilstok bereikt.
De brandstoftank vullen
De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,6 liter.
Wij raden u aan gebruik te maken van verse,
schone, loodvrije normale benzine voor The Toro®
Company-producten met een benzinemotor.
Loodvrije benzine verbrandt schoner, verlengt de
levensduur van de motor en zorgt ervoor dat de
motor goed start, doordat hierdoor afzettingen
in de verbrandingskamer worden verminderd.
Octaangetal van minimaal 87.
Opmerking: Gebruik nooit methanol, benzine die
methanol bevat, benzine die meer dan 10 % ethanol
bevat, superbenzine of wasbenzine, omdat dit kan
leiden tot schade aan de motor.
1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank
schoon.
2. Verwijder de dop van de brandstoftank.
In bepaalde omstandigheden zijn benzine
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette
of koude motor bijvullen. Eventueel
gemorste brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul
de brandstoftank tot maximaal 2,5 cm vanaf
de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de
brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg ervoor dat
de dop op zijn plaats blijft.
3. Vul de tank tot ongeveer 2,5 cm vanaf de bovenkant
van de tank (de onderkant van de vulbuis). NIET
TE VOL VULLEN. Plaats daarna de dop terug.
4. Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste
brandstof opnemen.
25