gebruiken als het defect volledig is hersteld. Als
u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit
leiden tot beschadiging van de motor.
Controleer de werking van de waarschuwingslichten:
• Stel de parkeerrem in werking.
• Draai het contactsleuteltje op "AAN", maar
start de motor niet. Het indicatielampje voor de
temperatuur van de koelvloeistof, de laadindicator
en het oliedruklampje moeten branden. Als een van
de lichtjes niet brandt, is het lampje doorgebrand
of heeft het systeem een defect dat moet worden
hersteld.
Urenteller
Toont het aantal uren dat het voertuig in bedrijf is
geweest. De urenteller (Figuur 17) gaat lopen als de
contactschakelaar op "AAN" wordt gezet of de motor
loopt.
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Figuur 17), waarmee u de motor
start en afzet, heeft drie standen: STOP, LOPEN en
START. Draai het sleuteltje naar rechts op – START
– om de startmotor in werking te stellen. Laat het
sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje komt
automatisch op AAN. Om de motor af te zetten, draait
u het sleuteltje naar links op UIT.
1. Laadindicator
2. Indicatielampje en
temperatuurmeter
koelvloeistof
3. Urenteller
3e/Hoog-vergrendelschakelaar
Door de schakelaar (Figuur 17) op LANGZAAM – te
zetten en het sleuteltje te verwijderen voorkomt u het
Figuur 17
4. Contactschakelaar
5. 3e/Hoog-
vergrendelschakelaar
gebruik van de derde versnelling in de HOOG-stand.
Als de schakelhendel in de derde versnelling wordt gezet
in de HOOG-stand, slaat de motor af. Het sleuteltje
gaat in het slot met de tandjes naar beneden. Duw het
sleuteltje in het contact om het te kunnen draaien. Het
sleuteltje kan in beide standen worden verwijderd.
Lichtschakelaar
Tuimelschakelaar (Figuur 18) om de koplampen te
ontsteken. Indrukken om de lampen te laten branden
Oliedruklampje
Dit lampje licht op (Figuur 18) als de motoroliedruk
gevaarlijk laag is wanneer de motor loopt. Wanneer het
lampje knippert of AAN blijft, stop dan het voertuig, zet
de motor af en controleer het oliepeil. Als het oliepeil te
laag is, maar het waarschuwingslampje gaat niet uit nadat
u olie heeft bijgevuld en de motor weer heeft gestart,
schakel dan onmiddellijk de motor uit en neem contact
op met uw plaatselijke Toro-dealer voor hulp.
Controleer de werking van de waarschuwingslichten:
1. Stel de parkeerrem in werking.
2. Draai het contactsleuteltje op "AAN", maar start de
motor niet. Het oliedruklampje moet rood branden.
Als een van de lichtjes niet brandt, is het lampje
doorgebrand of heeft het systeem een defect dat
moet worden hersteld.
Opmerking: Als de motor pas is afgezet, kan het 1 tot
2 minuten duren voordat het lampje gaat branden.
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. Werkt
alleen wanneer het contactsleuteltje in de Aan-stand
staat (Figuur 18).
22