Rijden
► Druk op het rolwiel op het stuurwiel.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt
ontvangen, geeft het systeem de waarde weer in
combinatie met een bericht.
De bestuurder kan de ingestelde snelheid van
de auto aanpassen op basis van de door het
systeem geleverde informatie.
Er verschijnt een bericht en "MEM" knippert
op het display. Met snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar ingeschakeld adviseert het
systeem een snelheidsinstelling.
Werkingslimieten
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten, met name als het om de
volgende gevallen gaat:
– slecht weer (regen, sneeuw),
94
– luchtvervuiling,
– het trekken van een aanhanger,
– rijden met een noodreservewiel of
sneeuwkettingen,
– rijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
– beginnende bestuurders.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd en in de
volgende situaties:
– verkeersborden die afgedekt zijn, die niet aan
de norm voldoen of die beschadigd of vervormd
zijn;
– verouderde of onjuiste kaartgegevens.
De ingestelde snelheid
opslaan
Naast de Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem kan de bestuurder
de weergegeven snelheid als snelheidsinstelling
voor de snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
gebruiken met behulp van de toets voor
het opslaan van instellingen voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar
2. Opslaan van de snelheid
Informatie op het instrumentenpaneel
3. Weergave van de snelheidslimiet.
4. Verzoek voor opslaan snelheid.
5. Huidige rijsnelheid.
6. Huidige ingestelde snelheid.
Opslaan van de snelheid