Maaidek horizontaal stellen
De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan.
Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens
wanneer u het maaidek monteert of wanneer het
maairesultaat onregelmatig is.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en
schakel de aftakas uit.
2. Zet de schakelhendels in de remstand, schakel de motor
uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurdersstoel te verlaten.
3. Controleer of al vier banden de voorgeschreven
spanning hebben. Indien nodig moet u de banden
oppompen totdat ze de correcte spanning hebben; zie
Bandenspanning controleren, blz. 31.
4. Zet de maaihoogte op stand D (76 mm).
5. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig
evenwijdig (Fig. 40). Meet de afstand tussen de
buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 40).
Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is
afstelling nodig; zie stappen 6 en 8.
2
3
3
Figuur 40
1. Maaimessen evenwijdig
2. Buitenste snijranden
6. Verwijder de pen en de ring uit de stelbeugel (Fig. 41).
7. Om een maaimes (maaimessen) horizontaal te stellen,
moet u de stelbeugel(s) in een ander gat plaatsen en de
ring en de pen monteren (Fig. 41 en 42). Met een gat
aan de voorkant zet u het mes lager en met een gat aan
de achterkant zet u het mes hoger. Indien nodig moet u
beide kanten afstellen.
m–6426
1
3
2
3
3. Hier meten
32
1
4
2
Figuur 41
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel – 42 inch
model getoond
2
4
Figuur 42
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel – 38 inch
model getoond
8. Schuinstand van het maaidek controleren; zie Schuin-
stand van het maaidek (lengterichting) instellen, blz. 32.
Schuinstand van het maaidek
(lengterichting) instellen
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer
u dit monteert. Als de voorkant van het maaidek meer dan
7,9 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand
als volgt in:
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en
schakel de aftakas uit.
2. Zet de schakelhendels in de remstand, schakel de motor
uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurdersstoel te verlaten.
3
m–6437
3. Gat aan voorkant
4. Achterste gat
1
3
m–6432
3. Gat aan voorkant
4. Achterste gat