De encryptiesleutel voor het toegangspunt invoeren
Stel de encryptiesleutel (wachtwoord) in die voor het toegangspunt
is gespecificeerd. Voor informatie over de gespecificeerde
encryptiesleutel raadpleegt u de instructiehandleiding van het
toegangspunt.
De schermen die in stap 6 t/m 8 hieronder zijn weergegeven,
variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het
toegangspunt.
Als het scherm [Inst. IP-adres] wordt weergegeven in plaats van de
schermen voor stap 6 t/m 8, gaat u naar stap 9.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk
Selecteer een key index.
6
Het scherm [Key index] wordt alleen
weergegeven als er voor het
toegangspunt WEP-encryptie wordt
gebruikt.
Selecteer het key index-nummer voor
het toegangspunt en druk vervolgens
op <0>.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Selecteer de soort en het aantal
7
tekens voor de sleutel.
Selecteer [OK] en druk op <0> om
naar het volgende scherm te gaan.
Voer de encryptiesleutel in.
8
Geef de encryptiesleutel op met
behulp van het virtuele toetsenbord
(pag. 16) en druk vervolgens op de
knop <M>.
Het scherm [Inst. IP-adres] (pag. 74)
wordt weergegeven.
73