Stuurkolomschakelaars
Selecteren van de functie - On
Selecteer On om de functie in te schakelen.
Ter bevestiging wordt een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Instellen van een snelheid
Breng uw auto met het gaspedaal op
e
de gewenste snelheid (2
tot en met 6
versnelling ingeschakeld).
Beweeg de hendel ongeveer één seconde
omhoog (+) om de snelheid op te slaan.
Laat het gaspedaal geleidelijk los.
De snelheid wordt nu door de auto
gehandhaafd.
Tijdelijke overschrijding van de
snelheid
Het blijft altijd mogelijk om als de
snelheidsregelaar is ingeschakeld de
ingestelde snelheid te overschrijden door
het gaspedaal in te trappen (bijv. voor het
inhalen van een auto).
Ingestelde snelheid wijzigen tijdens
de werking van de snelheidsregelaar
U kunt:
-
de snelheid in stappen verhogen door
de toets steeds kort in te drukken of de
snelheid geleidelijk verhogen door de
schakelaar omhoog te houden (+),
e
-
de snelheid geleidelijk verlagen door de
schakelaar omlaag te houden (-).
Uitschakelen van de functie
Trap het rem- of koppelingspedaal in of
draai de ring in de stand OFF, het pictogram
verdwijnt.
Bij een ingreep van de dynamische
stabiliteitscontrole wordt de
snelheidsregelaar tijdelijk uitgeschakeld.
Hervatten - ReS
Verhoog of verlaag de
wagensnelheid geleidelijk naar
de eerder ingestelde snelheid
en druk op ReS om deze weer aan te
nemen (nadat bijvoorbeeld het rem- of
koppelingspedaal is ingetrapt).
Het pictogram gaat branden, de
snelheidsregelaar is weer ingeschakeld.