SneeUWkeTTIngen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het
remgedrag van de auto.
Uitsluitend de aangedreven wielen
mogen van sneeuwkettingen worden
voorzien. Een noodreservewiel mag niet
worden voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Het verdient aanbeveling voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt
zijn voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
Maximale afmeting
fabriek gemonteerde
van de schakels
banden
215/70 R15
225/75 R15
215/75 R16
225/75 R16
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
F Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de
kant van de weg stil op een vlakke
ondergrond.
F Trek de handrem aan en plaats
eventueel wielblokken voor of achter
de wielen om te voorkomen dat de auto
wegglijdt.
12 mm
F Monteer de sneeuwkettingen, volg
daarbij de aanwijzingen van de
16 mm
fabrikant.
F Rijd langzaam weg en rijd een klein
16 mm
stukje met een snelheid van maximaal
50 km/h.
16 mm
F Zet de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op
een sneeuwvrij gemaakte weg om
schade aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Uitrusting
6