snelheIDsregelaar
4
3
2
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
– de schakelaar 4 (0);
– het rempedaal;
– overgang naar de neutraalstand.
De ingestelde snelheid wordt opgeslagen en
op het instrumentenpaneel grijs weergege-
ven.
2.58
(4/5)
6
Oproepen van de ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze worden opgeroepen, als
de omstandigheden dat toelaten (verkeers-
drukte, staat van het wegdek, weersomstan-
digheden, enz.). Druk op de schakelaar 3
(RES/+) als de snelheid van de auto hoger
is dan 30 km/u.
Als de snelheid is opgeslagen, wordt de ac-
tivering van de functie snelheidsregelaar be-
vestigd door de weergave van de ingestelde
snelheid. Afhankelijk van de auto wordt het
waarschuwingslampje 6 weergegeven.
nB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 2 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
Bij iedere in- of uitschakeling van de
ECO-modus, gaat de functie voor snel-
heidsregelaar op stand-by ➥ 2.13.