Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast. Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld. Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Pagina 5
Hoofdstuk Ken uw auto ..............Rijden ................Comfort ................ Onderhoud ..............Praktische tips ............. Technische gegevens ..........Alfabetische inhoudsopgave ........
Pagina 9
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (2/5) De elektrische auto bezit specifieke kenmer- ken maar werkt op dezelfde wijze als een auto met thermische motor. Het fundamentele verschil van de elektri- sche auto is het exclusieve gebruik van de elektrische energie in plaats van de brand- stof voor auto’s met thermische motor.
Pagina 10
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (3/5) Accu’s Tractiebatterij “400 volt” 12 V-hulpaccu Deze batterij slaat de noodzakelijke energie De tweede accu in uw auto is een De elektrische auto beschikt over twee op voor de goede werking van de motor van 12 V-hulpaccu: deze levert de noodzakelijke typen accu’s: uw elektrische auto.
Pagina 11
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (4/5) Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt on- geveer 400 volt gelijkspanning. Dit systeem kan warm zijn ge- durende de werking en na het uitzetten van het contact. Neem de waarschu- wingsberichten op de etiketten in de auto in acht.
Pagina 12
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (5/5) Rijden Diepe plassen, overstromingen: Geluid Net als bij een auto met automatische trans- Elektrische voertuigen zijn bijzonder stil. U Rijd niet door als het water op missie moet u eraan wennen dat u uw lin- bent er nog niet aan gewend maar andere de weg hoger staat dan de on- kervoet niet moet gebruiken en er niet mee weggebruikers zijn dat evenmin.
BELANGRIJKE AANBEVELINGEN Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Bij een ongeluk of elektrische schok Bij een ongeluk of botsing tegen de onderkant van de auto (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) kunnen het elektrisch circuit of de tractiebatterij worden beschadigd.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (1/8) Schakelschema van de lading 1 Oplaadaansluiting Raadpleeg bij vragen over de benodigde 2 Laadsnoer uitrusting voor het opladen een merk- 3 Speciale wandcontactdoos of oplaadpunt dealer.
Pagina 15
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (2/8) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Opladen Voer geen onderhoud uit op de auto tijdens het opladen (wassen, onderhoud aan de motor...).
Pagina 16
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (3/8) Laadsnoer A Laadsnoer B Raadpleeg voor de werking altijd aandach- tig het instructieboekje van het laadsnoerB. Met dit snoer voor de specifieke wandcon- Met dit laadsnoer kan de tractiebatterij: tactdoos of het publieke oplaadpunt kan de –...
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (4/8) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Keuze van laadsnoer De standaard bij deze auto geleverde laadsnoeren zijn specifiek voor deze auto ontwikkeld.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (5/8) Laad uw auto niet op en parkeer deze niet Aanbevelingen bij extreme temperatuursomstandigheden – Parkeer de auto bij erg warm weer bij (hitte of kou). voorkeur op een schaduwrijke/overdekte In extreme gevallen kan het opladen enkele plaats om deze op te laden.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (6/8) Opladen van de tractiebatterij – druk op de knop 5 van de RENAULT- – sluit het snoer aan op de auto. Het con- card of op de schakelaar 4 om de oplaad- trolelampje Z.E. 7 knippert snel;...
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (7/8) Na een volledige oplaadbeurt blijft het con- trolelampje Z.E. 7 blauw branden. Na enkele seconden dooft het overzicht aan informatie op het instrumentenpaneel. Het is niet noodzakelijk om op reserve te staan om de auto op te laden. Bij een storing De accu kan niet geladen worden Dit kan worden veroorzaakt door het feit dat...
Pagina 21
– sluit de klep 8; Na een lange oplaadbeurt van de tractiebat- – Druk op de knop 5 van de RENAULT- terij kan het laadsnoer warm zijn, dus neem – sluit de oplaadklep 6 en druk erop om het vast bij de handgrepen.
ELEKTRISCHE AUTO: programmeren van het opladen (1/2) Iedere dag Druk in het menu A op “Wijzig ”, stel de starttijd van het opladen in en druk dan op “Selecteer ” om dit te bevestigen. Oplaadplanner Altijd op- Start om Kalender Iedere week laden Druk in het menu B op “Wijzig ”...
ELEKTRISCHE AUTO: programmeren van het opladen (2/2) – Druk kort op de knop C of D om naar het Opladen menu “INSTELLENBEGINNEN LADEN” Het opladen start op het geplande tijdstip: te gaan; – als de motor is uitgezet; – druk lang op de knop C of D om dit te be- vestigen;...
RENAULT CARDS: algemeen (1/2 Met de RENAULT card kunt u: – het vergrendelen/ontgrendelen van de portieren en de achterklep. Raadpleeg de volgende pagina’s; – het openen van de oplaadklep, raadpleeg de paragraaf “Elektrische auto: opladen” in hoofdstuk 1; – het vergrendelen van het laadsnoer, raadpleeg de paragraaf “Elektrische...
5). Nadat u de auto geopend hebt met de ge- ïntegreerde sleutel, plaats u deze terug in zijn houder in de RENAULT card en steekt u de RENAULT card in de kaartle- zer om te kunnen starten.
Als een portier (of de achterklep) geopend of niet goed gesloten is, of als een RENAULT card in de lezer is achtergebleven, worden de portieren snel vergrendeld en weer ontgrendeld en knippe- ren de knipperlichten niet.
RENAULT CARD AFSTANDSBEDIENING: gebruik (2/2) Het openen van de oplaadklep of het loskoppelen van het laadsnoer Druk op de knop 3 om de oplaadklep te openen of om het laadsnoer los te koppelen. Inschakelen van de airconditioning. Met een lange druk op de knop 4 schakelt u de airconditioning in gedurende ongeveer 5 minuten.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig auto automatisch vergrendeld/ontgrendeld weer de temperatuur in het interieur heel worden als de RENAULT-card zich in de toe- erg snel oplopen. gangszone 1 bevindt; LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
HANDSFREE RENAULT CARD: gebruik (2/4) Ontgrendelen van de auto Terwijl de RENAULT card zich in het gebied 1 bevindt en de auto vergrendeld is, drukt u op de knop 3 van de handgreep 2 van een van de twee voorportieren: de auto ontgrendelt.
– de card RENAULT moet zich in de toe- gangszone (zone 1) van de auto bevin- den om het vergrendelen met de knop mogelijk te maken;...
Pagina 31
Na het vergrendelen/ontgrendelen van de auto met behulp van de knoppen van de RENAULT card, worden het vergren- delen door weglopen en het “handsfree” ontgrendelen gedeactiveerd. De “handsfree” werking wordt hersteld na het starten van de auto.
RENAULT CARD: extra portiervergrendeling Deactiveren van de extra portiervergrendeling Ontgrendel de auto met behulp van de knop 1 van de RENAULT card. Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op- lichten van de knipperlichten. Activeren van de extra Als de auto extra portiervergrendeling heeft,...
Waarschuwing card vergeten Als bij het openen van het bestuurdersportier de card RENAULT met afstandsbediening Uit veiligheidsoverwegingen nog in de lezer zit, verschijnt de boodschap mag u de deur alleen openen "Kaart verwijderen a.u.b.”...
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2 Waarschuwing portier vergeten Veiligheid van de kinderen te sluiten Een achterportier kan niet van binnenuit worden geopend als u het knopje 10 omlaag Bij het stoppen geeft het controlelampje 6, zet. Controleer of het portier inderdaad niet van binnenuit geopend kan worden.
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/2) Vergrendelen/Ontgrendelen van de portieren van buitenaf Dit gebeurt met de RENAULT card: zie de paragrafen “RENAULT card” in hoofdstuk 1. In sommige gevallen werkt de RENAULT card niet: – batterij van de card RENAULT leeg, 12 V-hulpaccu ontladen...
3 in de schakelaar aan of de por- Dit is bijvoorbeeld het geval als een batterij- tieren wel of niet vergrendeld zijn: tje ontladen is, of de RENAULT card tijdelijk niet werkt, enz. – lampje brandt, de portieren zijn vergren- deld;...
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN Inschakelen/Uitschakelen van Bij een storing de functie Als u een storing constateert (geen automa- tische vergrendeling, het lampje in knop 1 Druk bij draaiende motor ongeveer 5 se- licht niet op bij het vergrendelen van de por- conden op de knop 1 tot u een geluidssig- tieren), controleer dan eerst of alle portieren naal hoort.
VOORSTOELEN Vooruit of achteruit schuiven Lendensteun van de Rugleuning verstellen van de stoel bestuurdersstoel verstellen Draai de knop 3 tot de gewenste stand. (afhankelijk van de auto) Trek de handgreep 1 omhoog om te ont- grendelen. In de gewenste stand laat u de Zet de hendel 2 lager voor een steviger on- Stoelverwarming handgreep los.
AUTOGORDELS (1/4) Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- Stel, voordat u start de juiste zithouding del. Bovendien dient u zich te houden aan af, en daarna voor alle inzittenden de au- de wetgeving van het land waarin u zich be- togordel om de beste bescherming te vindt.
AUTOGORDELS (2/4) Vergrendelen ™ Hoogteverstelling van de gordel Waarschuwingslampje van het niet dragen van de autogordels van de voorstoelen Trek de riem langzaam en rustig over u voor op het display 6 heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con- Verplaats de knop 7 om de hoogte van de Bij het starten van de motor licht het op en troleer de vergrendeling door aan de gesp 3...
AUTOGORDELS (3/4) Gordels aan de zijkanten Middelste gordel Klik de verschuifbare gesp 11 in de bijbeho- rende rode sluiting 13. achter 8 Rol de riem 9 langzaam uit zijn houder, klik vervolgens de gesp 10 in de bijbehorende Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen zwarte sluiting 12.
Pagina 42
AUTOGORDELS (4/4) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Deze bestaan uit: – Laat al deze veiligheidsvoor- – gordelspanners van het oprolmecha- zieningen controleren na een nisme van de autogordel; aanrijding. – krachtbegrenzers voor de bescher- – Het is streng verboden zelf ming van de borstkas; werkzaamheden uit te voeren aan –...
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Krachtbegrenzer Airbag links en rechts Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok Deze bevindt zich bij de linker en rechter van de aanrijding komt dit mechanisme in voorstoel. werking om de kracht die de gordel op het li- Het opschrift “Airbag"...
Pagina 45
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Werking Storingen Het systeem werkt alleen als het contact å Het lampje 2 op het instrumentenpa- aanstaat. neel gaat branden als het contact wordt aan- Bij een zware frontale aanrijding, worden de gezet en dooft na enkele seconden. airbags, die de klap opvangen van het hoofd Als het niet oplicht bij het aanzetten van het en de borstkas van de bestuurder tegen het...
Pagina 46
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL ( Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen inzake de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
Pagina 47
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN ZIJKANT Krachtbegrenzer Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in werking om de kracht die de gordel op het li- chaam uitoefent te begrenzen tot een draag- lijk niveau. – Laat al deze veiligheidsvoor- zieningen controleren na een aanrijding.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT Zijairbags De zijairbag is aan de kant van het portier ondergebracht in de rugleuning van de voor- stoelen en komt in werking om de inzitten- den te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant. Waarschuwingen inzake de zijairbag –...
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert. Een kind is geen volwassene in miniatuur- formaat. Het staat bloot aan specifieke let- selrisico’s doordat de spieren en botten nog Verantwoordelijkheid van de in de groei zijn.
Pagina 51
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het kind vast te houden en van de installatie ervan. Geef het goede voorbeeld door uw Door een verkeerde installatie komt de be- gordel vast te maken en leer uw kind: scherming van het kind in gevaar bij krachtig –...
Pagina 52
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Het hoofd en de buik van een kind zijn de Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de lichaamsdelen die het meest beschermd een zittingverhoger waarmee de autogordel nek is zeer kwetsbaar.
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (1/2) Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met ISOFIX-systeem Gebruik geen kinderzitje dat de kinderzitjes: met de autogordel of met het Toegelaten zijn ISOFIX-kinderzitjes die zijn gordel waarmee het vastzit zou ISOFIX-systeem. goedgekeurd overeenkomstig het reglement kunnen losmaken: het onder- ECE-R44 in één van de drie gevallen:...
Pagina 54
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (2/2) De twee ringen 1 bevinden zich tussen de De derde ring wordt gebruikt voor het vast- rugleuning en de zitting van de stoel en zijn maken van de bovenste riem van bepaalde te herkennen aan een markering.
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (1/6) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- Op zitplaats voorin derzitjes bevestigd worden Op het schema Het vervoer van een kind op de plaats van op de volgende bladzijde ziet u waar u een de voorpassagier is niet in alle landen toe- kinderzitje mag bevestigen.
Pagina 56
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (2/6) Op de zitplaats achter aan de zijkant Op de middelste zitplaats achterin Een reiswieg wordt dwars in de auto geïns- Controleer of de gordel geschikt is voor de talleerd en neemt ten minste twee zitplaat- bevestiging van uw kinderzitje.
Pagina 57
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (3/6) Overzicht van de installatie vijfdeursuitvoering Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX-bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is toegelaten. ± De zitplaatsen ISOFIX zijn voorzien van een verankering voor de bevestiging van een universeel vooruit geplaatst kinder- zitje ISOFIX.
Pagina 58
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (4/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Gewicht van Grootte van Zitplaats passagier Zitplaatsen Zitplaats Type kinderzitje het kind het zitje voorin (5) (1) zijkant achter midden achter...
Pagina 59
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (5/6) Overzicht van de installatie in de Société-uitvoering Kinderzitje bevestigd met behulp van de ISOFIX bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± De passagiersstoel heeft een ver- ankering aan de bovenkant voor de beves- tiging van een vooruit geplaatst universeel ISOFIX kinderzitje.
Pagina 60
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje (6/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige blad- U = Plaats toegestaan voor de bevestiging zijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften. met de gordel van een in de handel ver- krijgbaar als “Universeel”...
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3) Uitschakelen van de Voor het uitschakelen van de airbags: stilstaande auto, druk de grendel 1 in en passagiersairbags voorin draai hem in de stand OFF. (voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn) Met contact aan, moet u verplicht contro- Voordat u een kinderzitje kunt installeren op de passagiersstoel voorin, moet u verplicht...
Pagina 62
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3) Deze voorschriften staan op de markerin- gen op het dashboard en op de stickers A op elke kant van de zonneklep van de pas- sagier 3 (zie het voorbeeld van de sticker hierboven).
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3) GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin in wer- king komt als er een kinderzitje achterstevoren op de stoel is geplaatst, mag u NOOIT een bevestigingssysteem voor kinderen achterstevoren instal- leren op een stoel met een ACTIEVE FRONTALE AIRBAG.
Pagina 64
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2 23 22 1.58...
Pagina 65
– ontgrendeling van de oplaadklep en 6 Keuzeschakelaar voor de thermostaat. ling. van het laadcontact; 7 – Schakelaar voor de ruitenwisser/- 15 Lezer van de RENAULT card. – elektrisch verstellen van de koplam- sproeier van de voorruit, 16 Accessoireaansluiting. pen;...
Pagina 66
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2 10 11 1.60...
Pagina 67
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Zijrooster. 12 – Schakelaar voor de ruitenwisser/- 17 Lezer van de RENAULT card. sproeier van de voorruit, 2 Ventilatierooster van zijruit.
WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/3) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE OPTIES VAN DE AUTO. Controlelampje markeringslicht å Waarschuwingslampje airbag Het licht op bij het starten van de á Controlelampje grootlicht motor en dooft na enkele secondes. Als het niet gaat branden bij het aanzetten van het contact of als het gaat branden bij Controlelampje dimlicht...
Pagina 70
WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/3) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND, HET UITRUSTINGSNIVEAU EN EVENTUELE OPTIES VAN DE AUTO. Waarschuwingslampje tempera- Waarschuwingslampje elektro- tuur elektronisch systeem nisch systeem Wanneer het waarschuwingslampje gaat Wanneer het tijdens het rijden gaat branden, branden, heeft de tractiebatterij een te lage is er sprake van een elektrotechnische sto- temperatuur of de motor of de tractiebatterij...
DISPLAYS EN METERS (1/2) De aanwezigheid en werking van de displays en meters ZIJN AFHANKELIJK VAN DE UITRUSTING EN HET LAND. U kunt de inhoud en de kleuren van uw in- Weergave “klaar om te rijden 3 Display boordcomputer 6 strumentenpaneel A naar eigen keuze in- De weergave READY gaat branden bij het Raadpleeg de paragraaf “Boordcomputer:...
DISPLAYS EN METERS (2/2) De aanwezigheid en werking van de displays en meters ZIJN AFHANKELIJK VAN DE UITRUSTING EN HET LAND. Laadniveau 12 De meter geeft de resterende hoeveelheid energie aan. Reservedrempel 13 Resterende tijd: 02:30 Deze geeft aan dat de tractiebatterij onge- veer 12% van de lading heeft bereikt.
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2) b) gegevens van de reis: – huidig energieverbruik; – totaal energieverbruik en afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling; – gemiddeld energieverbruik en gemid- delde snelheid. c) interval voor onderhoudsbeurten; d) reset van de bandenspanning; e) functieoverzicht, informatieboodschap- pen en storingsboodschappen;...
Pagina 74
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2) Automatische nulinstelling van Reset van de verwachte de gegevens van de reis actieradius Na een volledige oplaadbeurt van de trac- De nulinstelling gebeurt automatisch als één tiebatterij kunt u op twee manieren resetten: van de gegevens zijn maximale waarde be- handmatig of automatisch.
Pagina 75
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/3) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding 101778 km a) Totaalteller en dagteller 112.4 km Totaal b) Gegevens van de reis.
Pagina 76
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/3) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding c) Interval voor onderhoudsbeurten. Onderhoud over Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers); daarna, als de termijn van de overgebleven afstand bijna verstreken is, doen verschillende 1936 km gevallen zich voor:...
Pagina 77
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/3) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding d) reset van de bandenspanning. INLEREN BANDENSPANNING Raadpleeg de paragraaf “Waarschuwing bij verlies van bandenspanning” in hoofdstuk 2.
Pagina 78
Geeft aan dat het laadsnoer nog steeds aangesloten is op de auto. « Kaart invoeren a.u.b. » Geeft aan dat de card RENAULT niet in de kaartlezer zit. « Stuurkolom niet geblokkeerd » Geeft aan dat de stuurkolom niet geblokkeerd is.
Pagina 80
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen û Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te bren- gen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2) 9 °C 12:00 Klokje A op tijd zetten – de minuten knipperen, druk kort op de knoppen 1 en 2 om ze in te stellen; Om bij de weergave 3 van de afstelling van – druk lang op de knop 1 of 2 om de instel- de tijd te komen: ling van de minuten te bevestigen, uw in- –...
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2) Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Klokje Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en +3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar- schuwing voor kans op gladheid). Beëindigen Klokje B op tijd zetten Het instellen van de tijd gebeurt automa- tisch.
STUURWIEL/STUURBEKRACHTIGING Stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden). Hoogte- en diepteafstelling Trek aan de hendel 1 en zet het stuurwiel in de gewenste stand.
SPIEGELS Verwarmde buitenspiegels Bij gestarte motor wordt het spiegelglas verwarmd als de achterruitverwarming aan staat. Inklapbare buitenspiegels Zet de knop 1 in stand D om de buitenspie- gels in te klappen. Om ze te resetten om te rijden, gaat u terug naar stand B. Als u de spiegels met de hand hebt dicht- klapt, moet u voordat u ze in rijstand B te- rugzet, eerst de knop 1 in stand D zetten.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN Richtingaanwijzers U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan het stuurwiel en in de richting waarin u dit gaat draaien. Werking van de sneltoets Tijdens het rijden wordt het stuur mogelijk slechts weinig gedraaid, waardoor de scha- kelaar niet vanzelf terugkomt in de rust- stand.
VOETGANGERSCLAXON Elektrische auto’s zijn bijzonder stil. Met dit Keuze van de toon van de systeem kunt u andere weggebruikers waar- claxon schuwen, meer in het bijzonder voetgangers – Houd schakelaar 1 ingedrukt. en fietsers. De verschillende tonen zullen achtereen- Het systeem wordt automatisch ingescha- volgend weerklinken;...
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/3) Dimlicht Handbediend Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk- teken 3 staat. Dit controlelampje op het in- strumentenpaneel licht op. Automatische werking (afhankelijk van auto) Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij het merkteken 3 staat: draaiende motor, de dimlichten schakelen automatisch in en uit, naargelang de helderheid buiten, zonder dat...
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/3) Uitschakelen van de lichten Functie “uitschakelvertraging” Er zijn twee mogelijkheden: Afhankelijk van de auto, blijven met deze – Handmatig, zet de ring 2 in stand 0; functie de dimlichten korte tijd branden (voor – automatisch, de lichten gaan uit na het het verlichten van het openen een hek, stoppen van de motor, bij het openen van enz.).
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/3) Lichten uit Draai de middelste ring 4 opnieuw om het merkteken 5 tegenover het symbool te plaatsen. Het controlelampje op het instru- mentenpaneel dooft. Bij het uitschakelen van de verlichting gaan ook de mistlichten achter uit. Mistachterlicht Draai de middelste ring 4 van de schakelaar zo dat het symbool bij het merk-...
KOPLAMPEN VERSTELLEN In geval van handmatige instellingen Voorbeelden van de stand van de schakelaar A, afhankelijk van de belading Bestuurder alleen of met een passagier voorin Bestuurder met een passagier voorin en twee of drie passagiers achterin Bestuurder met een passagier voorin, drie passagiers achterin en bagage Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de knop A de stand van de koplampen aanpas-...
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/2) Auto’s met functie automatisch wissen A uit B automatisch wissen. In deze stand signaleert het systeem water op de voorruit en schakelt het wissen in met een aangepaste wis- snelheid. De inschakeldrempel van het wissen en de duur van het interval is te regelen door de ring 2 te verdraaien: –...
Pagina 92
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/2) Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – zij moeten schoon blijven: reinig de bladen, de voorruit en de achterruit regelmatig met water met zeep; – gebruik ze niet als de voorruit of ach- terruit droog zijn;...
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER Ruitenwisser en -sproeier achter Contact aan, duw tegen de schakelaar. Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – zij moeten schoon blijven: reinig de bladen, de voorruit en de achterruit Achterruitwisser regelmatig met water met zeep;...
2. RENAULT card “Handsfree” RENAULT card afstandsbediening De RENAULT card moet zich in de kaartle- zer 2 of binnen de detectiezone 3 bevinden. Als u bent ingestapt, steekt u de RENAULT card zo diep mogelijk in de kaartlezer 2.
De boodschap “Kaart invoeren a.u.b.” ver- een kind, een afhankelijke volwassene schijnt op het instrumentenpaneel. of een dier in de auto achter als u deze Steek de RENAULT zo diep mogelijk in de verlaat. lezer 2. Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar...
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (3/3) Voorwaarden voor het stoppen “Handsfree” RENAULT card van de motor Card in de auto, druk op de knop 1: de motor stopt en de melding READY op het instru- Het voertuig moet stilstaan, versnellingshen- mentenpaneel gaat uit.
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (1/2) Alleen als de auto stilstaat, het rempe- daal is ingedrukt en het gaspedaal niet is ingedrukt, mag de selecteurhendel in de standen D of R worden geplaatst. Rijden Zet de selecteurhendel 1 in stand D of R. De auto gaat vooruit zodra u het rempe- daal loslaat (zonder steun op het gaspe- daal).
VERSNELLINGSSCHAKELAAR /HANDREM (2/2) Parkeren van de auto Handrem Als de auto stilstaat, zet u de hendel in stand Vrijzetten P: de voorwielen zijn mechanisch geblok- Trek de handgreep 6 iets omhoog waarna u keerd door de transmissie. de knop 5 indrukt en de handgreep omlaag Zet de handrem vast.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/3) Het brandstofverbruik is goedgekeurd over- eenkomstig een voorgeschreven standaard- methode. Deze methode is voor alle auto- fabrikanten hetzelfde en maakt het mogelijk om auto’s met elkaar te vergelijken. Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de ge- bruiksomstandigheden en de uitrustingen van de auto en de rijstijl van de bestuurder.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/3) Indicatielampje rijstijl Trajectbalans (Driving ECO² Op het instrumentenpaneel of op het multi- mediadisplay 2 verschijnen: Score) Dit lampje informeert u over uw rijstijl (snel- – een algemene melding, rekening hou- heid en anticipatie). U wordt gewaarschuwd Nadat de motor is afgezet, kunt u bij de dend met de acceleratie, de anticipatie door de kleur van de zone 1 op het instru-...
Pagina 103
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/3) ECO-modus Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijde- Uitschakelen van de functie lijk worden verlaten om de motor weer op Druk op de schakelaar 3. De ECO-modus is een functie die de actie- volle kracht te laten werken.
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (1/2) De actieradius van de auto is goedgekeurd voor een gemengde NEDC-cyclus (New European Driving Cycle). In werkelijkheid kan de actieradius van de elektrische auto variëren afhankelijk van verschillende factoren die u kunt beheren, deels met het oog op een niet te verwaar- lozen winst van bereik.
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (2/2) Beladen van de auto Belaad de auto bij voorkeur niet met nutte- loze lading. Het thermische comfort De banden Het gebruik van de verwarming of de aircon- Door een te lage bandenspanning neemt ditioning vermindert de actieradius van de de rolweerstand en dus ook het energiever- auto.
Deze aandacht blijkt uit het ondertekenen depots voor klein chemisch afval ingele- pen om gerecycled te worden. De construc- van eco² handvest door de Renault groep. verd worden. tie en de materialen zijn zodanig ontworpen – De auto moet aan het eind van zijn be-...
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/3) Reset van de referentiewaarde voor bandenspanning Deze gebeurt: – wanneer de referentiespanning in de banden moet worden gewijzigd om aan- gepast te zijn aan de gebruiksomstandig- heden (onbelast, belast, rijden op de au- tosnelweg ...); –...
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/3) N.B. « LEKKE BAND » De referentiewaarde mag niet lager zijn dan de aanbevolen waarde die op de zijkant van Het controlelampje licht op, de bood- het portier vermeld staat. schap “LEKKE BAND” verschijnt op het in- strumentenpaneel en er klinkt een geluids- signaal.
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/3) “CONTROLEER WIELSENSOREN” Vervangen van wielen/banden Spuitbussen voor bandenreparatie en pompset Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen Het controlelampje knippert nodig (wielen, sierdoppen enz.). Raadpleeg Vanwege de specifieke eigenschappen meerdere seconden en blijft dan bran- de paragraaf “Banden”...
Pagina 111
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/5) Elektronisch Onderstuurcontrole Bij een storing stabiliteitsprogramma ESC Dit verbetert de werking van het ESC bij Wanneer het systeem een storing signaleert, met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- verschijnt de boodschap “ControleerESC” wielen hun grip verliezen).
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/5) Noodstopbekrachtiging Bijzondere gevallen Tijdens het gebruik van de snelheidsrege- Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat laar: zorgt voor het verminderen van de remweg – als u het gaspedaal gebruikt, kan het sys- van de auto.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/5) Hulp bij wegrijden op een helling Afhankelijk van de helling van de weg helpt dit systeem de bestuurder bij het wegrijden op een helling. Het voorkomt dat de auto achteruit rolt, door automatisch de remmen vast te zetten als de bestuurder het rempe- daal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
SNELHEIDSBEGRENZER (1/3) Bedieningsknoppen Inschakelen De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum- Druk op de schakelaar 1 aan de kant 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. snelheid niet te overschrijden. Het controlelampje 6 licht op en de 2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en boodschap “Begrenzer”...
SNELHEIDSBEGRENZER (2/3) Verandering van de ingestelde Overschrijden van de ingestelde maximumsnelheid snelheid U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver- Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- anderen door een aantal keren te drukken mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) –...
SNELHEIDSBEGRENZER (3/3) Opnieuw inschakelen van de maximumsnelheid Als een snelheid in het geheugen is opgeno- men, is het mogelijk deze op te roepen door op de schakelaar 5 (R) te drukken. Bij het oproepen van de in het geheugen opgeslagen snelheid wordt het inschakelen van de begrenzer bevestigd door het oplich- Ð...
SNELHEIDSREGELAAR (1/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- stuurder over. U moet zich ten allen tijde houden aan de voorgeschre- Bedieningsknoppen De snelheidsregelaar is een functie die u ven snelheid en blijven opletten (u moet helpt de door u gekozen rijsnelheid op een altijd klaar zijn om te remmen in alle...
SNELHEIDSREGELAAR (2/4) Inschakelen Instellen van de snelheid Het rijden Rijdend met een constante snelheid (vanaf Als een snelheid in het geheugen is vastge- Druk op de schakelaar 1 aan de kant ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u ...
SNELHEIDSREGELAAR (3/4) Overschrijden van de ingestelde Onderbreken van de functie snelheid De functie wordt uitgeschakeld als u drukt U kunt de snelheid van de auto altijd verho- – de schakelaar 4 (O); gen door het gaspedaal in te drukken. Zo –...
Pagina 121
SNELHEIDSREGELAAR (4/4) NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel hoger is dan de actuele snelheid, trekt de auto snel op naar deze hogere snelheid. Uitschakelen van de functie Opnieuw inschakelen van de gekozen snelheid De werking van de snelheidsregelaar wordt Als een snelheid in het geheugen is opge- onderbroken als u op de schakelaar 1 drukt, slagen, kan deze worden opgeroepen als...
PARKEERHULP (1/2) De werking van het systeem Ultrasoondetectoren die, afhankelijk van de auto, in de achterbumper van de auto inge- bouwd zijn, “meten” de afstand tussen de auto en een obstakel. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt wanneer het obstakel ongeveer 30 cm van de auto verwijderd is.
ACHTERUITRIJCAMERA (1/2) Werking Bewegende tekening 3 De tekening blijft staan en geeft de verplaat- singsrichting van de auto aan als de wielen Bij het inschakelen van de achteruitver- Deze wordt in het blauw op het scherm 2 in lijn zijn met de auto. snelling stuurt de camera 1 op de achter- weergegeven.
ACHTERUITRIJCAMERA (2/2) Parkeerhulp Het scherm geeft een omgekeerd beeld. Parkeerhulp achter De tekeningen zijn een op een horizon- Geluidsvolume van de par- tale ondergrond geprojecteerde weer- keerhulp gave; houd geen rekening met deze in- Instellingen van de achteruitrijcamera formatie in het geval van een verticaal of op de grond geplaatst voorwerp.
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (2/2) Gebruik, in geval van stankoverlast in de auto, alleen speciaal hiervoor bestemde middelen. Raadpleeg een merkdealer. Centrale ventilatieroosters Linker en rechter ventilatieroosters Hoeveelheid lucht Hoeveelheid lucht Verdraai de schuifregelaars 7 (voorbij het zware punt). Open het ventilatierooster 9 door op het ventilatierooster (bij punt 10) te drukken tot Omhoog: helemaal open.
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (1/4) Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid, de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in- schakelen of uitschakelen van de airconditi- oning en de luchttemperatuur. AUTO : optimaal bereiken van de gewenste temperatuur afhankelijk van de omstandig- heden buiten de auto. Druk op toets 1. Regeling van de temperatuur Draai de knop 2 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur.
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (2/4) Het display geeft aan welke temperatuur is ingesteld. Als na het starten van de auto de aan- gegeven temperatuur wordt verhoogd of verlaagd, heeft dit geen invloed op de snelheid waarmee de gewenste tempe- ratuur wordt bereikt. Het systeem zorgt altijd voor het optimaal verhogen of ver- lagen van de temperatuur (de ventilatie start niet direct met de maximale snel-...
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (3/4) Regeling van de ventilateursnelheid Draai de knop 6 op een van de acht standen om de ventilatie met het gewenste vermo- gen in te schakelen. Stand OFF In deze stand: – de airconditioning stopt automatisch; – de ventilatiesnelheid van de lucht in het interieur is nul;...
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (4/4) – in de kringloopstand wordt de lucht aan- gevoerd vanuit de auto en zonder bijmen- ging van buitenlucht teruggevoerd in het interieur van de auto; – De lucht circuleert in de auto zonder bij- menging van buitenlucht (als u in een gebied met verontreinigde lucht rijdt enz.).
– een lange druk op de knop 1 van de card – als de gebruikte energie 5% van het laad- RENAULT (zorg ervoor dat u zich binnen niveau van de tractiebatterij overstijgt. de herkenningszone van de card bevindt, raadpleeg de paragraaf "Card RENAULT:...
Pagina 135
AIRCONDITIONING: programmeren (1/4) Werkingsomstandigheden – de motor moet uitgezet zijn; – de auto moet vergrendeld zijn; – het laadniveau van de tractiebatterij moet, afhankelijk van de auto, hoger zijn dan 25% of 45% voordat de functie wordt geactiveerd; – de auto moet op het stroomnet zijn aan- gesloten;...
AIRCONDITIONING: programmeren (2/4) Vanuit het multimediadisplay A Activering van de “Programmatie” De functie wordt een uur voor het geplande tijdstip geactiveerd om een comfortabele – Contact is aan en klimaatregeling is in- temperatuur te verkrijgen. Programmeren van de begintijd van de geschakeld (raadpleeg de paragraaf functie “Automatische klimaatregeling”...
Pagina 137
AIRCONDITIONING: programmeren (3/4) – Druk kort op de knop B of C om naar het menu “Voorverwarmen interieur” te gaan; – druk lang op de knop B of C om dit te be- vestigen; – druk kort op de knop B of C om de tijd in te stellen;...
AIRCONDITIONING: programmeren (4/4) Aangesloten services Het is ook mogelijk om de airconditioning via de aangesloten diensten te programmeren. Raadpleeg een merkdealer voor de wer- kingsvoorwaarden. Uitschakelen van de Activering van de “Programmatie” airconditioning – Contact is aan en klimaatregeling is in- Verantwoordelijkheid van geschakeld (raadpleeg de paragraaf De airconditioning schakelt zich automatisch...
GEURVERSPREIDERS Instelling van de intensiteit van Voorzorgsmaatregelen de geurverspreider – Gebruik verplicht de patronen aanbevo- len door onze technische dienst. Kies een van de vijf intensiteiten voor de geur door op “-” of “+” te drukken. – Maak de patroon van de verspreider niet open en vul deze niet bij.
LUCHTIONISATOR Kies een van de twee modi of stop de vers- preiding: – CLEAN : helpt bij het verminderen van bacteriën en allergene deeltjes in de lucht; – RELAX : creëert een gezonde en relaxe- rende atmosfeer om te rijden door de ver- spreiding van ionen;...
AIRCONDITIONING: informatie en tips voor het gebruik Tips voor het gebruik Actieradius Storingen In sommige gevallen, (airconditioning uit, Het is normaal dat het energieverbruik hoger Raadpleeg bij een storing altijd een merk- luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid is als u de airconditioning gebruikt. dealer.
4 in te drukken. Op het instrumen- tenpaneel wordt een bevestigingsbood- schap weergegeven. Verantwoordelijkheid van de bestuur- Haal altijd de RENAULT-card uit de auto en laat nooit een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter, Elektrische ruitbediening zelfs niet eventjes.
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING /HANDBEDIENDE RUITEN (2/2) Storingen Als een storing optreedt tijdens het sluiten van een ruit, schakelt het systeem over op de normale werking: trek de betreffende ruit- schakelaar zo vaak omhoog als nodig om de ruit volledig te sluiten, en laat dan de scha- kelaar los.
BINNENVERLICHTING/ZONNEKLEP Binnenlicht Verlichting bagageruimte Zonwering Door het kantelen van de schakelaar 2 kunt Het lampje 4 gaat branden bij het openen Zet de zonneklep 5 omlaag tegen de voor- u kiezen voor: van de kofferbak. ruit of maak hem los en draai hem tegen de zijruit.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/3) Opbergruimte in voorportieren 1 Bekerhouders 2 en 4 Opbergvak in de middenconsole 3 Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de Laat geen voorwerpen op de inhoud van de beker of het vloer (voor de bestuurder) blikje niet over de rand stroomt.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/3) Dashboardkastje 5 Opbergruimte in achterportier 7 Handgreep 8 Hieraan kan men zich vasthouden tijdens het rijden. Dashboardkastje. Gebruik deze niet bij het in- of uitstappen. Om dit te openen, trekt u aan de hand- greep 6. Hierin passen documenten op A4 formaat, een grote fles water enz.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/3) Opbergvak 9 met opening aan Opbergvak 10 Opbergruimte zonneklep 11 de zijkant Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bewaren. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open” bergruimtes ge- plaatst zijn, zodat zij tegen de inzittenden geslingerd kunnen worden bij het rijden door een bocht, bij plotse-...
ASBAK, ACCESSOIREAANSLUITING Accessoireaansluiting 2 Deze is bestemd voor de aansluiting van ac- cessoires die zijn goedgekeurd door onze technische dienst. Asbak 1 Openen: trek het deksel omhoog. U kunt de asbak legen door het geheel naar u toe te trekken zodat de asbak vrijkomt. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maxi- maal 120 watt (12 V).
HOOFDSTEUN ACHTER Gebruiksstand Terugplaatsen Houd de hoofdsteun naar de voorzijde van Steek de poten in de hulzen en zet de hoofd- de auto getrokken en verschuif hem omhoog steun omlaag tot de eerste klik. Controleer of omlaag. de vergrendeling. Verwijderen Opbergstand Druk op de knop A van de grendel 1 en ver- Druk op de knop A in en laat de hoofdsteun...
ACHTERBANK: gebruiksmogelijkheden Voor het terugplaatsen van de rugleu- ning, gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Voordat u iets aan de rugleuning doet, plaats u de autogordel in de gordelgelei- Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze der A zodat de gordel niet kan bescha- vast tegen zijn steun.
Pagina 151
HOEDENPLANK Hoedenplank – druk de hoedenplank 2 naar binnen en draai hem; Om deze te verwijderen: – trek de hoedenplank naar u toe. – zet de hoofdsteunen achter helemaal Bij het terugplaatsen, gaat u in omgekeerde naar beneden; volgorde te werk. –...
Pagina 152
BAGAGE-AFDEKPLAAT: société uitvoeringen De bagage-afdekplaat bestaat uit een stijf De bagage-afdekplaat is ingeklapt. De bagage-afdekplaat is verwijderd. deel A en een vouwbaar deel B. Om hem te vouwen: Vanuit de gevouwen stand en in horizontale De bagage-afdekplaat is uitgeklapt. stand uitbouwen: –...
BAGAGERUIMTE /SPOILER Openen Spoiler Druk op de knop 1 en trek de achterklep Het is verboden voorwerpen en/of acces- omhoog. soires (fietsdrager, enz.) op de spoiler A te bevestigen. Sluiten Trek de achterklep omlaag, waarbij u, afhan- kelijk van de auto, gebruik kunt maken van de handgreep in de klep.
VERVOER VAN BAGAGE Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – De rugleuning van de achterbank bij de normale ladingen (A). – De rugleuningen van de voorstoelen met de rugleuningen van de achterstoelen neergeklapt als u grote voorwerpen moet vervoeren (geval B).
MULTIMEDIA-UITRUSTING De aanwezigheid en de plaats van deze uit- rustingen zijn afhankelijk van de auto. 1 Multimediadisplay met touchscreen; 2 Multimedia-aansluitingen; 3 Spraakcommando; 4 Bediening bij het stuurwiel; 5 Microfoon. Raadpleeg voor de werking van dit sys- teem de gebruiksaanwijzing. Gebruik van de telefoon Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking...
MOTORKAP (1/2) Sommige onderdelen onder de Veiligheidshaak van de Om deze te openen trekt u aan de hand- motorkap kunnen tijdens on- greep 1, links van het dashboard. motorkap derhoud warm zijn. Bovendien kan de ventilateurmotor onver- Til de motorkap enkele centimeters omhoog wacht gaan draaien.
MOTORKAP (2/2) Motorkap openen Sluiten van de motorkap Zet de motorkap met de hand omhoog, deze Controleer of er geen gereedschap of wordt ondersteund met behulp van een gas- andere voorwerpen in de motorruimte zijn veer. achtergebleven. Om de motorkap te sluiten, pakt u het midden van de motorkap en laat u deze van 30 cm hoogte dichtvallen.
PEILEN (1/2) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig de peilen van de Raadpleeg het onderhoudsdocument van koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- uw auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor een bescherming van het koelsysteem: –...
PEILEN (2/2) Vullen Na werkzaamheden aan het hydraulische circuit moet de remvloeistof worden vervan- gen door een deskundige. Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech- nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit een verzegelde verpakking. Interval voor het vervangen Raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto.
12 V-HULPACCU (1/2) Onderhoud/vervanging De capaciteit van uw 12 V-hulpaccu 1 kan verminderen, vooral als u uw auto gebruikt: – bij een lage buitentemperatuur; – na langdurig gebruik van stroomverbrui- kers bij afgezette motor. Teneinde uw veiligheid en een goede werking van de elektri- sche uitrustingen van de auto te waarborgen (lampen, rui- tenwisser, rembekrachtiging...), moet...
Pagina 163
12 V-HULPACCU (2/2) Pechhulp Om uw auto niet te beschadigen, is het verboden om de 12 V-hulpaccu op te laden met behulp van: – een lader van een externe accu; – een accu van een andere auto. Doe beroep op een merkdealer. Sticker A Houd u aan de indicaties op de accu.
BANDENSPANNING Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Bij te lage bandenspanning (lekke band, lage spanning, enz.) gaat het controlelampje op het instrumentenpaneel branden. Raadpleeg «Waarschuwing bij verlies van bandenspanning» in hoofdstuk 2. Voor uw veiligheid en voor de naleving van de geldende we- tgeving.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer Wat u niet moet doen Wat u moet doen mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- Ontvet of reinig de mechanische delen (bijv. Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de motorruimte), bodemplaat, scharnie- met door onze technische diensten gese-...
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/2) Houd bij het rijden op pas geasfalteerde Rijden door een wasstraat Schoonmaken van de wegen afstand van de andere auto’s om be- koplampen Zet de schakelaar van de ruitenwissers in de schadiging van lak en ruiten door opspat- stand Uit (raadpleeg hiervoor de paragraaf De koplampen hebben een “kunststof ruit”, tend grind te voorkomen.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bijv.: instrumentenpaneel, klok, display bui- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- tentemperatuur, radiodisplay, multimedia- of Stofzuig het textiel regelmatig.
Pagina 168
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Het wordt met kracht ontraden om voorwer- aangebrachte afneembare pen met deodorant, parfum enz., bij de ven- uitrusting tilatieroosters te plaatsen omdat deze de bekleding van het dashboard kunnen aan- Als u afneembare uitrusting moet verwijde- tasten.
GEREEDSCHAP Hendel 1 De aanwezigheid van de gereedschappen in de gereedschapset is afhankelijk van de Hiermee kunt u het sleepoog los- of vastzet- auto. Laat nooit gereedschap in de ten. Het gereedschap A bevindt zich in de bak auto rondslingeren. Dit is ge- onder de mat van de bagageruimte.
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
Pagina 172
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3) Draaiende motor, parkeerrem vastgezet, – druk op de schakelaar 4 om de band op te pompen tot de voorgeschreven ban- – rol de slang van de fles uit; denspanning (raadpleeg de paragraaf – sluit de slang 3 van de compressor aan “bandenspanning”);...
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3) Als de band correct is opgepompt, verwijdert Voorzorgsmaatregel bij het u de set: schroef de pompdop 1 voorzichtig gebruik van de set los zodat er geen product kan wegspuiten de set mag niet langer dan 15 minuten aan- en berg de fles op in een plastic zak zodat er eengesloten gebruikt worden.
BANDEN (1/3) De banden vormen de enige verbinding Als het loopvlak van een band tot aan deze tussen de auto en het wegdek, het is daarom stiften is weggesleten, worden ze zicht- van het grootste belang dat zij in goede staat baar 2: u moet dan deze band laten vervan- verkeren.
Pagina 175
BANDEN (2/3) Bandenspanning Controleer de spanning bij koude banden, Auto met waarschuwing bij verlies van houd geen rekening met een hogere waarde bandenspanning Houd u aan de bandenspanningen, contro- bij warm weer of na een snel gereden rit. leer de bandenspanningen ten minste een- Bij te lage bandenspanning (lekke band, maal per maand en zeker voor een lange rit Indien u de bandenspanning niet bij koude...
BANDEN (3/3) Het kruisen van de wielen De banden in de winter Spijkerbanden Het gebruik van spijkerbanden is slechts Wij raden u af de wielen onderling van plaats Sneeuwkettingen onder bepaalde omstandigheden toege- te verwisselen. Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond staan. Houd u aan de ter plaatse geldende de voorwielen worden gelegd.
KOPLAMPEN: vervangen van een lamp Grootlicht/dimlicht Verwijder de kap A. Draai de lamhouder 2 los en haal het geheel uit zijn behuizing. Vervang de lamp. Lamptype: H7. Gebruik uitsluitend anti-U.V. 55W lampen om de plastic ruit van de koplampen niet te beschadigen.
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: vervangen van een lamp (1/2) Richtingaanwijzer/ Bij het monteren – Maak van buitenaf de lichten vrij door ze naar achteren te trekken; markeringslicht en remlicht Ga bij het monteren te werk in omgekeerde – draai de lamphouder 3 los (zijlichten en volgorde en let op dat de bedrading niet –...
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: vervangen van een lamp (2/2) Derde remlicht 7 Kentekenverlichting 9 Zijknipperlichten 11 Raadpleeg een merkdealer. – Druk tegen het lipje 10 en maak het lamp- – Wip het zijknipperlicht 11 los (met behulp huis 9 los. van een platte schroevendraaier bij A om het zijknipperlicht van achteren naar –...
BINNENVERLICHTING: vervangen van een lamp Binnenlicht Verlichting bagageruimte Maak de stekker los. Druk tegen het lipje 3 zodat de lichtkap 5 Maak de lichtkap met een kleine schroeven- Maak met een platte schroevendraaier vrijkomt en u de lamp 4 kunt vervangen. draaier los.
ZEKERINGEN (1/2) Zekeringkastje Tangetje 1 Controleer de staat van de zekeringen als Trek de zekering los met behulp van het tan- een elektrisch apparaat niet werkt. getje 1, dat zich op de achterkant van de klep A bevindt. Maak het klepje A los. U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
ZEKERINGEN (2/2) Bestemming van de zekeringen 10 Binnenlicht voor en verlichting kofferbak; (de aanwezigheid van de zekeringen hangt 11 Voetgangersclaxon; van het uitrustingsniveau van de auto af) 12 Remlichtschakelaar; 1 Remlichten; 13 Elektrische ruitbediening bestuurderspor- 2 Claxon; Controleer de betreffende ze- tier;...
RENAULT-card in de kaartlezer) en ver- card: de boodschap verdwijnt als weer ge- RENAULT-card, druk op de knop 1 terwijl u grendelen/ontgrendelen (raadpleeg de para- start wordt. aan de noodsleutel 2 trekt, maak daarna het graaf “Vergrendelen en ontgrendelen van de...
RADIOVOORBEREIDING – Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor- schriften van de uitrusting op. Inbouwplaats voor de radio 1 Luidsprekers in portieren 2 – De benodigde steunen en verbin- Maak het afdekplaatje los. Hierachter bevin- Raadpleeg een merkdealer voor het instal- dingskabels die de merkdealer u kan den zich de aansluitingen voor: de antenne, leren van een uitrusting.
Pagina 185
ACCESSOIRES Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. Risico van brand. Als verschillende accessoireaansluitin- gen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aangesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
RUITENWISSERBLADEN Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – reinig de bladen en de voorruit regel- matig met water en zeep; – gebruik ze niet op een droge voorruit; – maak ze los van de voorruit als ze lange tijd niet zijn gebruikt.
SLEPEN, PECH (1/3) Soorten pechverhelping Bij energiepech In geval van een volledig ontladen tractie- batterij is iedere vorm van slepen toeges- taan: slepen op een laadplateau of slepen op de weg met behulp van het sleepoog (zie de volgende pagina’s). Het is van essentieel belang om pas ongeveer 5 minuten na het vergrendelen van de portieren te beginnen met slepen.
SLEPEN, PECH (2/3) Bij energiepech: slepen Voordat u gaat slepen, ontgrendelt de Druk na het slepen twee keer kort op de stuurkolom: zet de hendel 5 in stand N, steek startknop van de motor (risico van het ontla- Bij volledige ontlading van de tractiebatterij: de card in de lezer 4, en druk gedurende on- den van de 12 V-accu).
Klem na gebruik het gereedschap weer goed vast in de gereedschapset en berg deze correct op in zijn houder: risico van Haal de RENAULT card niet uit verwonding. de lezer tijdens het slepen. Risico van verwonding. 5.21...
Het waarschuwingslampje van de oplaad- den” in hoofdstuk 1. klep knippert blauw. De inschakeling van de airconditioning door De card RENAULT is buiten de herken- Ga dichter naar de auto. de card RENAULT werkt niet. ningszone. Er is niet aan een van de gebruiksvoor- Raadpleeg de paragraaf “Airconditioning: in-...
Pagina 191
STORINGEN (2/4) STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De programmatie van de airconditioning Er is niet aan een van de gebruiks- Raadpleeg de paragraaf “Airconditioning: program- werkt niet. voorwaarden voldaan (de tractiebatterij mering” in hoofdstuk 3. wordt niet opgeladen ...). De afstandsbediening werkt niet voor Batterij van de afstandsbediening leeg.
Pagina 192
STORINGEN (3/4) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwissers werken niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Zekering ruitenwisser voor doorgebrand. Raadpleeg een merkdealer. Zekering ruitenwisser achter doorgebrand (in- Vervang deze. terval, rustcontact). Motor defect. Raadpleeg een merkdealer.
Pagina 193
STORINGEN (4/4) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De koplampen Aan één kant: – lamp doorgebrand, Vervang deze. werken niet meer. – draad los of stekker niet goed aangeslo- Controleer en sluit de draad of stekker aan. ten. Aan tweekanten: –...
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 5 Max. toegelaten treinmassa: auto met moeten bij eventuele klachten en bij het aanhanger. bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. 6 MMTA (max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras. Constructeursplaatje A 1 Naam van de fabrikant. 7 Max.
IDENTIFICATIEPLAATJES MOTOR/MOTORKENMERK Motorkenmerk De gegevens op het constructeursplaatje C: Motortype: 5AQ of de sticker A moeten bij corresponden- B: Motortype: 5AM tie en bij het bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor.
MASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de merkdealer. Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) De massa's staan op het constructeursplaatje (raadpleeg Max. toegelaten treinmassa (MTR) de paragaaf “Identificatieplaatjes” in hoofdstuk 6) Aanhangwagenmassa geremd Verboden Aanhangwagenmassa ongeremd...
ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
PLAATWERKCONTROLE (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.13...
Pagina 208
PLAATWERKCONTROLE (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.14...
Pagina 209
PLAATWERKCONTROLE (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.15...
Pagina 210
PLAATWERKCONTROLE (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.16...
Pagina 211
PLAATWERKCONTROLE (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.17...
Pagina 215
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/4) noodsleutel ................. 1.18 – 1.19 remvloeistof ..................4.5 noodstopbekrachtiging ............2.16 → 2.20 RENAULT card noodstopbekrachtiging: BAS ..........2.16 → 2.20 batterijtje .................. 5.15 gebruik ..............1.18 → 1.26, 3.8 reservoir onderdelen..................6.6 koelvloeistof ................4.4 onderhoud: remvloeistof ................4.5 carrosserie ..............
Pagina 216
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/4) starten..................2.2 → 2.4 voorstoelen starten van de motor..............2.2 → 2.4 met handmatige bediening ............1.32 stilzetten van de motor ..............2.4 verstellen ..............1.32 → 1.36 storingen ..............1.73, 5.22 → 5.25 stuurbekrachtiging ................. 1.77 wassen ................. 4.9 – 4.10 stuurwiel wieldopsleutel ..................
Pagina 219
Pour ranger les documents de votre nouveau véhicule Z.E., RENAULT a développé pour vous une pochette fabriquée à partir de matières recyclées et recyclables. To store documents in your new vehicle Z.E., RENAULT has developed for you a pocket made from recycled and recyclable materials.
Pagina 220
à999107504Rî ò ò ä EE RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60...