DE SNELHEIDSSENSOR AFSTELLEN
Wanneer het bedieningspaneel gegevens niet nauw-
keurig weergeeft, moet de snelheidssensor worden
afgesteld. Haal het stroomsnoer uit het stopcontact
voordat u de snelheidssensor afstelt.
Plaats vervolgens een standaard schroevendraaier
onder de linker Schermschijf (18) op de locatie zoals
aangegeven door de pijl en wrik de Schermschijf voor-
zichtig van het Linkerscherm (11). Beweeg de Scherm-
schijf vervolgens voorzichtig langs de Linkercrankarm
(63) en weg van de opening in het Linkerscherm.
76
35
63
Zie de bovenstaande inzettekening. Zoek de Snel-
heidssensor (35). Draai aan de Linkercrankarm (63)
totdat een Magneet (55) op gelijke hoogte komt met
de Snelheidssensor. Maak vervolgens de M5 x 16mm
Schroef (76) los, schuif de Snelheidssensor iets dich-
ter bij of verder af van de Magneet en maak de Schroef
weer vast.
Steek vervolgens het stroomsnoer in het stopcontact
en beweeg de Linkercrankarm (63) naar voren en naar
achteren zodat de Magneet (55) herhaaldelijk voorbij
de Snelheidssensor (35) komt.
Herhaal deze procedure tot het bedieningspaneel de
juiste informatie weergeeft. Maak vervolgens de linker
schermschijf weer vast.
63
18
11
55
DE AANDRIJFRIEM AFSTELLEN
Indien de pedalen slippen tijdens het trappen, dient de
aandrijfriem te worden afgesteld. Haal het stroomsnoer
uit het stopcontact voordat u de aandrijfriem afstelt.
Plaats vervolgens een standaard schroevendraaier
onder de Rechterschermring (19) op de locatie zoals
aangegeven door de pijl en wrik de Rechterschermring
voorzichtig van het Rechterscherm (12).
39
Bekijk de inzettekening. Maak de Afstelschroef van
de Spanrol (39) iets vast.
Steek vervolgens het stroomsnoer in het stopcontact
en fiets een kort moment.
Herhaal deze acties tot de pedalen niet meer wegslip-
pen. Maak dan de rechterschermring weer vast.
30
19
12