Voorzichtig bermen, oevers en uitgravingen benaderen; deze
kunnen inzakken.
Langzaam bergafwaarts rijden, zodat de rijsnelheid niet onge-
controleerd toeneemt.
Gedurende het rijden moet de bak zich ca. 200 tot 400 mm (A)
boven de grond bevinden (zie afbeelding).
Dozerblad tot in de bovenste positie heffen, daartoe de dozer-
bladhendel (1) naar achteren trekken.
Motortoerental op de vereiste waarde afstellen.
Rijden
Beide rijhendels gelijkmatig naar voren drukken; de graafmachine rijdt recht vooruit. Indien de rijhendels wor-
den losgelaten, stopt de graafmachine onmiddellijk.
Indien beide rijhendels gelijkmatig worden teruggetrokken, rijdt de graafmachine recht achteruit.
(A) Vooruit
(B) Achteruit
(C) Rechtuit
Indien het dozerblad zich niet, zoals op de afbeelding
weergegeven, aan de voorzijde maar aan de achterzij-
STOP
de bevindt, is de functie van de rijhendels precies om-
gekeerd. Rijhendels naar voren
de graafmachine rijdt achteruit.
62
Bedrijf
1