Opbouw en werking
2.
Continudrukschakelaar
Door de schakelaar te drukken, stroomt olie continu naar de aansluiting van het extra circuit op de linkerzijde
van de boom. Opnieuw drukken schakelt de oliestroom af. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een hydraulische
hamer worden gebruikt, zonder continu de schakelaar te moeten indrukken.
3.
Drukknop rijstand snel
Met deze drukknop wordt de rijstand "snel" in- en uitgeschakeld.
4.
Dozerbladhendel
Met de dozerbladhendel kan het dozerblad worden geheven en neergelaten. Het dozerblad kan worden neer-
gelaten door de hendel naar voren te drukken; het kan worden geheven door de hendel naar achteren te trek-
ken.
5.
Startschakelaar
De startschakelaar dient als hoofdschakelaar van de complete graafmachine alsmede als schakelaar voor
het voorgloeien en starten van de motor.
6.
Potentiometer voor motortoerental-instelling
Met de potentiometer kan de gebruiker het motortoerental traploos instellen.
7.
Schakelaar AUTO IDLE
Met deze schakelaar wordt de AUTO IDLE-sturing in- resp. uitgeschakeld. De AUTO IDLE-sturing zorgt er-
voor, dat het met de potentiometer gekozen motortoerental – voor zover geen bedieningselement wordt be-
diend – na ca. 4 s op het stationair toerental terugvalt. Zodra een bedieningselement wordt bediend, stijgt het
motortoerental onmiddellijk weer tot het voorheen gekozen motortoerental. Bij ingeschakelde AUTO IDLE-
sturing brandt de controlelamp in de schakelaar.
8.
Schakelaar doorstroomhoeveelheid-instelling
Met de schakelaar kan de bediener de doorstroomhoeveelheid van de hydraulische olie voor het extra circuit
instellen.
9.
Ventilatorschakelaar (cabine-uitvoering)
Met de ventilatorschakelaar wordt de ventilator ingeschakeld. De luchtstroom kan op STERK (HI) of ZWAK
(LO) worden afgesteld.
10. Handmatige motorstop
Met deze installatie kan de gebruiker de motor met de hand uitschakelen.
11. Display- en bedieningseenheid
De functies van de display- en bedieningseenheid zijn in de paragraaf Beschrijving van de display- en bedie-
ningseenheid (blz. 40) beschreven.
12. Snelrijcontrolelamp
De controlelamp rijstand "snel" brandt, wanneer rijstand "snel" is ingeschakeld.
13. Schakelaar zwaailamp
Met deze schakelaar wordt de zwaailamp (toebehoren) ingeschakeld.
14. Polssteun
De polssteun zorgt ervoor, dat de gebruiker de bedieningshendel kan gebruiken zonder snel moe te worden.
15. Vergrendeling van de bedieningshendels rechts (alleen bij beschermdak-uitvoering)
Ten behoeve van het in- en uitstappen in de cabine wordt de console geheven, door de vergrendeling van de
bedieningshendel omhoog te trekken. De motor kan alleen met geheven console worden gestart. De bedie-
ningselementen werken alleen bij neergelaten console en met de vergrendeling van de bedieningshendels in
positie "beneden".
39