Aandrijfregeling (traction control)
WERKING
WAARSCHUWING
Hoewel Traction Control een
grote mate van veiligheid biedt,
mag dit nooit een aansporing zijn om
onnodige risico's te nemen.
Bij snelheden tot 40 km/h voorkomt
het systeem dat de aangedreven
wielen doorspinnen.
Het systeem kan worden
geactiveerd tijdens het accelereren
op een glad wegdek of tijdens het
optrekken op een helling.
GEBRUIK MAKEN VAN
AANDRIJFREGELING
(TRACTION CONTROL)
E66568
N.B.: Wanneer de controlelamp bij
het aanzetten van het contact niet
brandt of tijdens het rijden blijft
branden, duidt dit op een storing. Bij
een storing wordt het systeem
uitgeschakeld. Laat het systeem door
een deskundige controleren.
Wanneer het contact wordt aangezet
(stand II), wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en brandt
de controlelamp kortstondig ter
bevestiging dat het systeem is
ingeschakeld.
Verminder onmiddellijk snelheid als
het Traction Control System is
geactiveerd, hetgeen door het
knipperen van de controlelamp wordt
aangeduid. De auto kan anders
beschadigd raken, met name op
oppervlakken met een geringe grip,
zoals sneeuw of ijs.
BTCS uitschakelen
E66569
Druk op de schakelaar om het
systeem in of uit te schakelen.
Wanneer het systeem is
uitgeschakeld, brandt de lamp in de
schakelaar.
Wanneer u met sneeuwkettingen rijdt
of als u de auto uit sneeuw wilt
'losschommelen' verdient het
aanbeveling het systeem uit te
schakelen door op de schakelaar te
drukken.
132