Figuur 33
1. Poort om de druk in de vierwielaandrijving voor de
achteruitstand te testen
Opkrikpunten
Er zitten opkrikpunten aan de voorzijde en de
achterzijde van de machine.
• Op het frame aan de binnenzijde van elke
• In het midden van de achteras
Bevestigingspunten
Er zitten bevestigingspunten op de voorzijde,
achterzijde en zijkanten van de machine.
• Op beide zijden van het frame bij de hefarmen van
de zijmaaidekken
• Midden voor op het bestuurdersplatform
• De achterbumper
Gebruikseigenschappen
Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze
machine een hydrostatische transmissie heeft en de
eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel
gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet
letten bij het gebruik van de tractie-eenheid, het
maaidek en andere werktuigen, zijn de transmissie, het
motortoerental, de belasting van de maaimessen of
andere onderdelen van werktuigen en het belang van
de remmen.
Om ervoor te zorgen dat er tijdens het gebruik steeds
voldoende vermogen voor de tractie-eenheid is, moet
u met behulp van het tractiepedaal het motortoerental
hoog en enigszins constant houden. Een uitstekende
regel daarvoor is de rijsnelheid verminderen als de
maaimessen zwaarder wordt belast, en verhogen als de
maaimessen minder wordt belast.
Daarom moet u het tractiepedaal naar achteren laten
bewegen als het motortoerental afneemt, en het pedaal
langzaam intrappen als het toerental stijgt. Als u echter
zonder belasting en met opgeheven maaidek van
het ene naar het andere maaigebied rijdt, moet u de
gashendel op Snel zetten en het tractiepedaal langzaam
maar volledig intrappen om de maximum rijsnelheid
te bereiken.
De remmen kunnen worden gebruikt ter ondersteuning
bij het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig te
werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op zacht of
nat gras, omdat het gazon per ongeluk kan scheuren. De
remmen kunnen ook worden gebruikt om de machine
grip te laten houden. In sommige heuvelachtige
omstandigheden kan het hoogste wiel slippen en grip
verliezen. Als deze situatie zich voordoet, trapt u het
stuurpedaal voor het hoogste wiel geleidelijk en met
tussenpozen in totdat dit wiel niet meer slipt, waarmee
de tractie op het laagste wiel wordt vergroot.
Wees extra voorzichtig wanneer u de machine
op hellingen gebruikt. Zorg ervoor dat de
stoelvergrendeling goed vastzit en u de veiligheidsgordel
hebt omgedaan. Rij langzaam en maak geen scherpe
bochten om omkantelen te voorkomen. Om beter in
balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moet het
maaidek zijn neergelaten tijdens het afdalen.
WAARSCHUWING
Dit product is ontworpen om objecten in de
grond te drijven waar zij snel energie verliezen
in met gras begroeid terrein. Onvoorzichtig
gebruik in combinatie met de hoek van het
terrein, afkaatsingen en verkeerde geplaatste
veiligheidsschermen kunnen leiden tot letsel als
gevolg van uitgeworpen voorwerpen.
• Als er een persoon of dier in of in de buurt van
het maaigebied verschijnt, moet u stoppen met
maaien .
• Ga pas verder met maaien als er niets of
niemand meer in het maaigebied is.
Voordat u de motor afzet, moet u alle knoppen en
schakelaars uitschakelen en de gashendel op Langzaam
zetten. Als u de gashendel op Langzaam zet, vermindert
u een hoog motortoerental, het lawaai en de trillingen.
Draai het contactsleuteltje op UIT om de motor af te
zetten.
Voordat u de machine transporteert, moet
u de maaidekken omhoog brengen en de
transportvergrendelingen vastzetten (Figuur 34).
34