peil te laag staat, verwijdert u de vulplug (Figuur 14)
en vult u voldoende tandwielolie bij totdat het peil
de onderkant van de opening van de controleplug
bereikt.
Figuur 14
1. Controleplug
Smeerolie van tandwielkast
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren
De achteras is gevuld met SAE 85W-140 smeerolie. U
moet echter het oliepeil controleren voordat u machine
voor de eerste keer in gebruik neemt, en daarna om
de 400 bedrijfsuren. De inhoud is 0,5 liter. Controleer
elke dag op lekkage.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de controle/vulplug aan de linkerzijde
van de tandwielkast (Figuur 15) en controleer of de
tandwielolie tot aan de onderkant van de opening
komt. Als het peil te laag is, vult u voldoende
tandwielolie bij totdat het peil de onderkant van de
opening bereikt.
Figuur 15
1. Tandwielkast
2. Vulplug
2. Controle-/vulplug
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht
laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De
voor- en achterbanden moet een spanning hebben van
172-207 kPa (25-30 psi).
Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de
juiste bandenspanning hebben; hierdoor kan de
machine optimale maaiprestaties leveren en goed
functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
Torsie van wielmoeren of -bouten
controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
WAARSCHUWING
Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid
met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten
of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel
kan worden veroorzaakt.
De torsie van de moeren van de voorwielen moet
115 tot 136 Nm bedragen. Haal de moeren en
bouten aan na 1–4 bedrijfsuren en nog eens na
10 bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om
de 200 bedrijfsuren aan.
Maaihoogte instellen
Maaidek, midden
U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm,
in stappen van 13 mm. Om de maaihoogte van het
voorste maaidek in te stellen, moet u de assen van de
zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen
in de zwenkwielvorken plaatsen en vervolgens een
gelijk aantal afstandsstukken toevoegen aan de
zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de
achterste ketting aan de gewenste opening.
1. Start de motor en breng de maaidekken omhoog
zodat de maaihoogte kan worden gewijzigd. Zet
de motor af en verwijder het sleuteltje nadat het
maaidek is opgeheven.
2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde
openingen in de zwenkwielvorken. Raadpleeg
onderstaande tabel om vast te stellen wat de correcte
openingen voor de instelling van de maaihoogte zijn.
26