2
Figuur 51
1. Messen in lengterichting
2. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak
hier.
5. Meet de afstand tussen de rand van zowel het
voorste mes als de rand van het achterste mes tot
het horizontale oppervlak (Figuur 51). Als de rand
van het voorste mes niet 1,6–7,9 mm lager staat dan
de rand van het achterste mes, moet u de voorste
borgmoer afstellen.
6. Om de schuinstand in te stellen, moet u de stelmoer
op de voorkant van het maaidek draaien (Figuur 52).
Figuur 52
1. Stelstang
2. Stelblok
7. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten,
draait u de stelmoer vaster. Om de voorkant van het
maaidek lager te zetten, draait u de stelmoer losser.
8. Na de afstelling moet u de schuimstand van het
maaidek nogmaals controleren. Stel de moer net
zolang bij totdat het uiteinde van het voorste mes
1
G009658
2
3. Borgmoer
1,6–7,9 mm lager staat dan het uiteinde van het
achterste mes (Figuur 51).
9. Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals
controleren of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen.
Maaidek verwijderen
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
en schakel de aftakas uit.
2. Zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand,
schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand.
4. Verwijder de R-pen en de gaffelpen uit de gaffels van
de voorste steunstang (Figuur 53). Laat de voorkant
van het maaidek voorzichtig neer op de grond.
1. Voorste steunstang
2. Borgmoer
5. Hef het maaidek en de ophangbeugels op van de
achterste hefstang en laat het maaidek voorzichtig
neer op de grond (Figuur 54).
39
Figuur 53
3. R-pen en gaffelpen