Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige
druk uitoefenen op beide rijhendels (Figuur 18).
Om te draaien, vermindert u de druk op de
rijhendels in de richting waarin u wilt draaien.
Om te stoppen, zet u beide in de neutraalstand.
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u de rijhendels in de
neutraalstand zetten en naar buiten in de parkeerstand
duwen, de aftakas uitschakelen, de gashendel op SNEL
zetten en het contactsleuteltje op UIT draaien. Denk
erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt.
WAARSCHUWING
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
U moet altijd het contactsleuteltje verwijderen en
de rijhendels naar buiten in de parkeerstand zetten
wanneer u de machine onbeheerd laat, ook al is
het slechts voor een paar minuten.
De maaihoogte instellen
1. Zet de maaihoogtehendel omhoog in de
transportstand , maaihoogtestandG (115 mm
(Figuur 19).
2
3
4
5
6
7
8
Figuur 19
1. Maaihoogtehendel
2. 115 mm, transportstand
3. 102 mm
4. 89 mm
2. Trek aan de maaihoogtehendel om deze in de
gewenste stand te zetten.
1
G009619
5. 76 mm
6. 64 mm
7. 51 mm
8. 38 mm
Bestuurdersstoel instellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine
het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
1. Zet de stoel omhoog en draai de stelknop zover dat
u de stoel kunt bewegen (Figuur 20).
1. Stelknop
2. Verschuif de zitting in de gewenste positie en draai
de knop weer vast.
Rijhendels afstellen
De hoogte instellen
De rijhendels kunnen hoger of lager worden gesteld
volgens de wensen van de bestuurder.
1. Verwijder de 2 bouten waarmee de rijhendels is
bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm
(Figuur 21).
2. Zet de rijhendels in de volgende groep openingen.
Zet de hendel vast met de 2 bouten (Figuur 21).
20
Figuur 20