Inhoudsopgave
Advertenties
Storingen oplossen
Storingscodes met weergave op de branderautomaat
Detailfout-
Component/
code
signaal
37
Stekker 90 T7 SK
38
Terugmelding
brandstofklep 1
3A
Terugmelding ont-
steking
3B
Luchtdrukbewaker
2
60
Terugmelding Hall-
signaal ventilator
(RM-N)
Storingen zonder storingsindicatie
Storing
Storingen bij de verbran-
ding wegens pulsatie
Thermo-akoestiek/verbran-
dingsgeluiden
CO
-gehalte te laag
2
CO-vorming of brander
roet.
Vlam dooft tijdens de wer-
king
Rookgastemperatuur te
hoog
46
Storingsoorzaak
Hoge schakelvolgorde,
schakelklapperen
Vreemde spanning
Foute spanning in keer-
richting (bijv. gelijkspan-
ning)
Actor defect
Foute spanning in keer-
richting (bijv. gelijkspan-
ning)
Actor defect
Uitsluitend bij type
CM3C:
Hoge schakelvolgorde,
schakelklapperen
Vreemde spanning
Ventilatortoerental te
hoog. Verkeerde ventila-
tor of codeerstekker fout
Storingsoorzaak
Gasdebiet te hoog
Luchttekort of luchtover-
schot
Condenswaterstuwing in de
rookgasinstallatie
Rookgastrek niet in orde
CO
-instelling niet correct,
2
luchttekort of luchtover-
schot
Verkeerde instelling
Luchttekort of luchtover-
schot
Druk van de rookgasinstal-
latie gebrekkig
Zeef aan ingangszijde van
de gascombiregelaar ver-
ontreinigd
Gasdebiet te hoog
(vervolg)
Maatregel
Controleren of er vreemde spanning voorhanden
is.
Aansluiting controleren.
Stekker op brandstofklep 1 lostrekken, gasbran-
derautomaat ontgrendelen en foutmeldingen con-
troleren; treedt F Fd opnieuw op, gasbranderauto-
maat vervangen, anders brandstofklep 1 vervan-
gen
Kabel aan ontstekingsbouwsteen lostrekken, gas-
branderautomaat ontgrendelen en foutmeldingen
controleren; treedt F Fd opnieuw op, gasbrander-
automaat vervangen, anders ontstekingsbouw-
steen vervangen.
Rookgastraject en naverwarmingsoppervlakken
controleren. Instelling luchtdrukbewaker 2 contro-
leren.
Ventilator controleren. Codeerstekker controleren.
Maatregel
Gasdebiet overeenkomstig het nominale vermogen
van de ketel instellen.
Condenswaterafvoer controleren.
Rookgastrek en -systeem controleren.
Brander volgens de gegevens vanaf pagina 17 instel-
len.
Controleren of de brander op het juiste gastype is in-
gesteld, eventueel gasdiafragma vervangen (zie vanaf
pagina 12).
Brander volgens de gegevens vanaf pagina 17 instel-
len.
Instelling corrigeren. Ventilatie van de installatieruimte
controleren.
Rookgasinstallatie controleren.
Flens demonteren. Zeef reinigen. zie pagina 27.
Gasdebiet instellen volgens het nominale vermogen
van de verwarmingsketel. Toestand van de verwar-
mingsoppervlakken controleren. Evt. reinigen.
Advertenties
Inhoudsopgave
