Rustdruk en aansluitdruk controleren
2. Aansluitdruk (stromingsdruk) bij nominaal warmte-
vermogen meten.
Aardgas E/LL
■
Gewenste waarde: 17 tot 25 mbar (1,7 tot
2,5 kPa)
Nominale aansluitdruk: 20 mbar (2 kPa)
■
Opmerking
■
De nominale aansluitdruk kan land tot land van
deze waarden afwijken, zie typeplaatje van de
brander.
De gasdrukbewaker aan de gascombiregelaar is
■
op 15 mbar (1,5 kPa) ingesteld.
D.w.z. bij een gasaansluitdruk onder 15 mbar
(1,5 kPa) kan de brander niet gebruikt worden.
Opmerking
Voor de meting van de aansluitdruk geschikte
meettoestellen met een resolutie van minstens
0,1 mbar (0,01 kPa) gebruiken.
Aansluitdruk (stro-
Maatregel
mingsdruk) aard-
gas E en LL
< 15 mbar
Geen instelling uitvoeren.
< 1,5 kPa
Gasbedrijf informeren.
15 tot 17 mbar
Opgelet! De verwarmingsketel mag slechts tijdelijk (noodwerking) met deze instelling ge-
1,5 tot 1,7 kPa
bruikt worden.
Gasbedrijf informeren.
17 tot 25 mbar
Verwarmingsketel in werking nemen.
1,7 tot 2,5 kPa
> 25 mbar
Afzonderlijke gasdrukregelaar met nulafsluiting van de ketelinstallatie voorschakelen. Op
> 2,5 kPa
20 mbar (2 kPa) instellen (nominale aansluitdruk).
Opmerking
De nominale aansluitdruk moet specifiek per land ingesteld worden, zie typeplaatje van
de brander.
CO
-gehalte meten
2
Bedieningseenheid op de branderautomaat
Status
Service
R
S
Afb. 7
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
(vervolg)
3. Meetwaarde in het protocol noteren.
4. Netschakelaar aan de bedieningseenheid van de
Vitotronic-regeling uitschakelen.
5. Gasafsluitkraan sluiten.
6. Drukmeter afnemen. Meetaansluiting
schroef afsluiten.
7. Gasafsluitkraan openen. Toestel in werking nemen.
Gasdichtheid op de meetaansluiting
ren.
Gevaar
Ontsnappend gas bij de meetaansluiting
leidt tot explosiegevaar.
Gasdichtheid controleren.
A
met
controle-
A
17