Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sleepkabel – beter is een sleepstang
– aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslot
te ontgrendelen en remlichten, claxon
en voorruitwisser te kunnen bedie‐
nen.
Voorzichtig
Deactiveer de bestuurdersonder‐
steuningssystemen zoals de
actieve noodrem 3 176, omdat de
auto anders automatisch kan
remmen tijdens het slepen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
De parkeerrem loszetten.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto's met een automatische versnel‐
lingsbak: De auto moet voorwaarts
worden gesleept, niet sneller dan
Verzorging van de auto
80 km/h en niet verder dan 100 km. In
alle andere gevallen en wanneer de
versnellingsbak defect is, moet de
vooras omhoog worden gezet.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Steek de kap met de flens in de
uitsparing en druk de kap vast.
Andere auto slepen
Verwijder de dop.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 227.
243